
Ze kwam op het idee aan haar zus en vriendin oude, gelezen damesbladen te vragen. Als ze te moe is voor een goed boek dan pakt ze een aantal van deze tijdschriften.
Neem een proef- of gratis abonnement Voordat je je op een krant of tijdschrift abonneert, kun je eerst een proefabonnement van een aantal weken nemen om te zien of het je bevalt. Of vraag een (gratis) proefnummer aan. Er zijn ook bladen waar je helemaal niets voor hoeft te betalen. In het Handboek van de Nederlandse Pers en Publiciteit, dat in de bibliotheek in te kijken is, vind je de adressen. Een paar voorbeelden: Samsam (www.samsam.net) is een blad voor kinderen, met prachtige foto’s over het leven van kinderen in de Derde Wereld. Internationale Samenwerking is eveneens een bladen over derdewereldlanden, maar dan voor volwassenen. Gratis aan te vragen bij het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking in Den Haag.
Zeg abonnementen altijd tijdig op Als je de opzegtermijn laat verlopen, dan moet je het hele komende jaar of kwartaal betalen. Noteer (in je agenda) wanneer de uiterlijke opzegdatum is of zeg direct op als je een abonnement neemt voor bijvoorbeeld een jaar.
Dit is de laatste categorie en niet de minst belangrijke. Er zijn mensen die leven voor hun hobby en daar al hun vrije tijd in steken. Ook hier geldt dat je er ontzettend veel geld aan kwijt kunt zijn, dat het je niets hoeft te kosten, of dat je er zelfs geld mee kan verdienen. Als je aan mensen vraagt wat hun hobby is, dan noemen ze er vaak een aantal achter elkaar: lezen, wandelen en klassieke muziek of zweefvliegen, reizen en lekker eten. Het eerste rijtje hoeft niets of bijna niets te kosten. Met een abonnement van de bibliotheek, een paar wandelschoenen en een radio kom je een heel eind. Met het tweede rijtje is het ingewikkelder, maar ook daar kun je met wat inventiviteit een eind komen. Als een hobby onbetaalbaar is, probeer er dan je werk van te maken, eventueel als vrijwilliger. Misschien is het mogelijk als vrijwilliger hand- en spandiensten te verrichten bij een zweefvliegclub en op die manier lessen in zweefvliegen te verdienen. Als je graag reist kun je misschien tegen een leuke onkostenvergoeding mee als gids tijdens een culturele reis. Als je graag lekker eet: ga op kookles of start een eetgroep.
Voor verzamelen geldt hetzelfde. De één koopt zich arm aan antieke eierdopjes, zilveren vingerhoedjes of legervoertuigen van voor de Tweede Wereldoorlog. De ander doet het kalmpjes aan, vraagt af en toe iets voor zijn verjaardag en ruilt met collega-verzamelaars. Bijna iedereen heeft wel in een bepaalde periode postzegels, sigarenbandjes of suikerzakjes gespaard. Na een tijdje wordt dat minder of je stopt er helemaal mee. Van zo’n jeugdhobby leer je overigens dat er altijd mensen zijn die je helpen. En dat je verzameling sneller aangroeit dan je voor mogelijk hield. Af en toe lees je dat een verzameling van iets onbenulligs opeens veel waard wordt. Voor oude Dinky Toys wordt nu goudgeld betaald. Dekseltjes van camembertdoosjes, cacaoblikjes en oude gereedschappen kunnen ook veel opbrengen.
Als je korter gaat werken of met pensioen gaat, krijg je meer tijd voor je hobby’s of je kunt er eindelijk eentje nemen. Dan is het handig om van tevoren ook het financiële aspect mee te wegen. Een hobby waar je veel voor moet reizen of waar je dure spullen voor nodig hebt is dan af te raden.
Dimitri verzamelt postzegels en schrijft graagbrieven. Ditwisthijop een handige manier te combineren. Hij correspondeert met andere filatelisten in het buitenland. Met hen ruilt hij per brief postzegels.
Jannie spaart ook postzegels. Op het kantoor van haar man wordt veel post uit het buitenland ontvangen. Haar man neemt alle enveloppen van kantoor, die anders weggegooid worden, mee naar huis. Alles wordt zorgvuldig nagekeken en Jannie vindt er ook nog veel ongestempelde Nederlandse postzegels tussen, die ze zelf weer kan gebruiken voor haar privé-post, net als de enveloppen.
Neem een hobby die geld oplevert Er zijn talloze voorbeelden van mensen die iets bijverdienen met hun hobby. Het kan gaan om borduren, spinnen, weven, stoelen matten, meubels bekleden, verhalen schrijven.
Een oude dame, die zwaar gehandicapt is, breit graag. De hele familie is al voorzien van truien, sokken, handschoenen en dassen. Nu breit ze tegen vergoeding ook voor andere mensen.
Een vrouw die hele dagen uit liefhebberij op rommelmarkten rondstruint, wist daar altijd leuke kleding voor haarzelf en haar gezin te vinden. Ze ging dit ook voor andere mensen in haar omgeving doen. Inmiddels bevoorraadt ze twee winkels in tweedehands kleding en verdient er een paar honderd euro per maand mee.
Donna puzzelt graag en heeft een zeker talent voor het bedenken van slagzinnen. Ze stuurt ze altijd in en wint af en toe een prijs. De laatste prijs was een geheel verzorgd weekend voor twee naar Parijs.
Aan het eind van deze opsomming van tips en trucs is het goed het volgende te bedenken.
Bijna al deze besparingen hebben ook een milieueffect. Als je van schillen en ander organisch afval compost maakt voor de tuin, hoef je minder meststoffen te kopen en spaar je vuilniszakken. Dat is het financiële voordeel voor jezelf. Het milieu vaart er wei bij, omdat waardevolle grondstoffen teruggegeven worden aan de aarde, en niet in een verbrandingsoven terechtkomen. Dus: minder energie om afvalstoffen te verbranden en minder luchtverontreiniging.
Als ik een flesje met statiegeld van straat opraap en terugbreng naar de winkel, scheelt dat me ten eerste een dubbeltje of meer. Mijn leefomgeving vaart er wel bij door een iets schonere straat. Daarnaast hoeft er een flesje minder gemaakt te worden, omdat het oude weer ettelijke keren dienst kan doen. Het gaat zelfs nog verder. Doordat het flesje van de straat verdwijnt, is er ook minder risico dat het op straat kapot gegooid wordt en ikzelf of een andere fietser straks een lekke band krijgt.
Zo gaat het met allerlei andere tips ook. Alles wat we kopen heeft een prijs, en daarnaast nog een andere ‘prijs’, die je er niet direct aan afeiet. Tomaten uit Italië, wijn uit Spanje en kiwi’s uit Nieuw-Zeeland worden met vrachtauto’s, boten en vliegtuigen naar ons toegebracht. De prijs is luchtverontreiniging, verstopte wegen, toename van het energiegebruik en geluidsoverlast. Als we producten sneller afdanken dan nodig, worden vuilnisbelten of verbrandingsovens extra belast en moeten er, ter vervanging, sneller nieuwe producten door fabrieken en bedrijven worden gemaakt.
Naast milieuverontreiniging kleven er aan producten soms ook ethische bezwaren. Als we vlees uit de bio-in-dustrie kopen, betalen we mee aan dierenleed; als we tapijten uit India kopen, maken we kinderarbeid mede mogelijk; en met het kopen van een blikje tonijn is er een grote kans dat bij de vangst ook dolfijnen in de netten terecht zijn gekomen.
AMiSTWïE6EJ£>„

Het is voor een consument erg ingewikkeld om van elk artikel te weten te komen hoe het gemaakt is, onder welke omstandigheden, en welke bezwaren er allemaal aan kleven. Maar een ding is zeker: overconsumptie, dus meer gebruiken dan je nodig hebt, leidt tot overproductie, met alle kwalijke gevolgen van dien.
Zuinig leven, niet meer gebruiken dan (echt) nodig is, is een eenvoudige manier om te zeggen dat je niet langer mee wilt doen aan deze op hol geslagen toestand. Het leuke is dat je dan geen ingewikkelde onderzoeken hoeft te doen hoe een product precies tot stand is gekomen. Je hoeft niet in een protestgroep te gaan of mee te doen met demonstraties. Door gewoon te consuminderen lever je een kleine, maar belangrijke bijdrage aan de oplossing van het probleem van overconsumptie. En je verruimt je financiële mogelijkheden. Maar het belangrijkste is dat je weer tevreden kunt zijn met wat je hebt en dat je je leven niet langer laat bepalen door de jacht naar meer.
Enkele jaren geleden ontmoetten we een echtpaar dat ons snel duidelijk wist te maken dat we nog maar beginnelingen waren op het gebied van zuinig en spaarzaam leven. Waar wij nog maar net mee begonnen waren, deden zij al tientallen jaren. Er is in Nederland een lange traditie van spaarzaamheid. Gé en Henk laten zien wat dat allemaal kan 'opleveren’.
NOEM HET GEWOON ECONOMISCH
Op een wat koude dag in januari maak ik de reis van Den Haag naar Ommen om het echtpaar Henk en Gé den Boer opnieuw te ontmoeten. Een eerste kennismaking vond plaats in Heerlen in 1992, tijdens een korte vakantie in het Nivonhuis, waar zij de huiswachten waren. We hadden toen direct een leuk contact en hoorden allerlei verhalen over hun zuinige manier van leven. Het bestaan van de woonmantel, waar we later ‘furore' mee maakten, werd daar door hen aan ons geopenbaard. Met behulp van het tafelkleed deed Gé voor hoe je van een rechte lap, voorzien van drukknopen en een rits, een zeer behaaglijk kledingstuk kunt maken. Als Gé al naar bed was en Henk nog tv wilde kijken, ging de kachel uit en de woonmantel aan. Een besparing van telkens heel wat ‘metertjes’ gas. Toen al werd me duidelijk dat wij van deze mensen een hoop konden leren en dat een tweede ontmoeting zinvol zou zijn.
Henk haalt me met de auto op van het station. Een klein ommetje langs hun vorige huis en de volkstuin, die slechts 25 gulden huur per jaar kost, geven me een beeld van de wijk. Veel groen, veel water en mooie, vaak vrijstaande, huizen. De ontvangst is hartelijk. Voor koffie met koek wordt gezorgd en Gé steekt onmiddellijk van wal met allerlei tips, vragen en adviezen. Gé praat zeer enthousiast terwijl Henk, die wat stiller is, alles bevestigt door instemmend te knikken. Ze zijn beiden niet echt jong meer. Henk wordt dit jaar 76 en Gé 68, maar wat een gezonde, vitale mensen!
Henk: ‘Jullie van de Vrekkenkrant kunnen veel beter het woord zuinig vermijden. Gebruik liever de term economisch. Dat valt beter. Wat wij doen is gewoon zo economisch mogelijk omgaan met alles. Het is een sport om van alles en nog wat te kunnen krijgen en toch met weinig tevreden te zijn. Wij weten precies waar het geld blijven, alles wordt genoteerd. Ik ben meer de boekhouder van ons tweetjes. Ik zal eerlijk bekennen dat ik vorig jaar meergeld heb uitgegeven aan kleding dan mijn vrouw. De cijfers liegen niet’ Dit is een reden voor Gé om op te staan en mij trots haar suède jasje te laten zien, gemaakt van losse lapjes suède, geknipt van een mantel die ze in de kringloopwinkel kocht De jas wordt aangetrokken, ze draait een paar rondjes en neemt mijn complimenten in ontvangst.
Gé: ‘Voor de kleinkinderen halen we veel uit de kringloopwinkel en onze dochter doet dat ook. Prachtige kleertjes, soms maar voor één gulden. En dat is echt geen uitzondering. Soms kopen we truien voor de wol. We halen ze uit en breien er voor de kleintjes iets anders van.'
Actief zijn, knutselen, tuinieren, wandelen en fietsen, daar genieten beiden van. Ze verheugen zich nu alweer op de eerstvolgende bijeenkomst van het Nivon, waar ze samen met een ander echtpaar koken voor een grote groep mensen. Dat is hard werken, maar het geeft enorme voldoening. ‘Ook daar doen we ons best om alles zo goed mogelijk te verzorgen voor zo weinig mogelijk geld. De mensen snappen soms niet hoe we dat voor elkaar krijgen, maar daar zijn we experts in, al zeggen we het zelf.’
Een man en een vrouw die alles samen doen. Samen het huis schoonmaken, samen koken, samen tuinieren. Henk: ‘Ik ben net zo goed huisvrouw als dat Gé tuinman is. We vinden het prettig en gezellig om alles samen te doen. We genieten van de verse groenten uit de tuin. We maken van alles in en hebben een grote diepvrieskist in de garage met onze voorraden.’
Gé: “Als het mooi weer is stappen we op de ftets. En geen kleine kippeneindjes, ritten van zeventig of tachtig kilometer zijn geen uitzondering. Onderweg vinden we van alles. We plukken bramen, deze zomer zo’n dertig kilogram. Dan weer vlierbessen of vogelkers, daar maken we jam, wijn of saus van. En lekker dat het smaakt De gezondheid is voor ons erg belangrijk: dus veel beweging, goed en gezond eten, elke dag rauwkost en veel fruit.’
Dan moet ik alle potten zien met jam, appelmoes, peertjes op sap, zoetzuur gemaakt van stukjes pompoen, en andere delicatessen.
Het is etenstijd en de tafel wordt ook voor mij gedekt Henk: ‘We doen het maar gewoon. Met het zeiltje en het gewone servies. We doen maar net alsof je tot de familie hoort’ Wat een schatten. Aardappelen, witlof, lendenlapjes, een rauwkostsalade en van die heerlijke rode peertjes toe. Het smaakt allemaal heerlijk. Gé: ‘Als we met z’n tweetjes zijn dan kien ik alles precies uit De aardappelen weeg ik. Wij hebben samen drie ons ongeschilde aardappelen nodig. Dan heb ik nooit restjes over.’
Later op de dag mag ik de garage zien, die van april tot oktober een andere bestemming krijgt en als tuinhuis wordt gebruikt Als het maar even mooi weer is zitten ze hier. De nieuwe vloerbedekking ligt al klaar. Gé: ‘Ik
was in het bejaardenhuis op bezoek en zag dat ze die hele rol wilden weggooien. Ik erop af. En nu ligt het hier. Gratis. Zo gaat dat heel vaak met ons.’ Het bankstel, dat misschien wel zeventig jaar oud is, kregen ze ooit van een multimiljonair voor wie Henk werkte. De vorige bekleding heeft er 24 jaar op gezeten. Het is nog echt vakwerk, dat maken ze tegenwoordig niet meer.
Een ander verhaal: ‘Laatst fietsten we langs een boerderij. We zagen onder de fruitbomen allemaal goed fruit liggen. We kwamen in gesprek met de boer die ziek was en zei dat wij het fruit wel mochten rapen. Anders zou het toch wegrotten. We zijn dagen bezig geweest met schillen en inmaken. Die peertjes die je vanmiddag als toetje kreeg, kwamen daar ook vandaan. We hebben onze dank hiervoor tot uiting gebracht door een mooie fruitmand bij de zieke te bezorgen.’
Dat deze levenswijze je gezond houdt, is duidelijk. De Vrije Universiteit van Amsterdam doet onderzoek naar de gezondheid van ouderen en toevallig hoorde Henk tot de steekproef. ‘Die mensen zijn echt verbaasd als ze bij mij alles opmeten. Dat komen ze niet vaak tegen. We eten veel rauwkost en fruit, maken zelf kiemen en knoflookdruppels en drinken kruidenthee.’
Na hun huwelijk zijn Henk en Gé direct zuinig gaan leven. Op mijn vraag waarom, zegt Henk dat hij als uitvoerder in de bouw altijd met geld van anderen moest omgaan en dan leer je wel om er heel voorzichtig mee om te springen. ‘Het is iets waar je niet meer mee kunt stoppen, het is een soort sport, het is leuk. Neem nu de gasmeter. Elke avond noteer ik, voor we naar bed gaan, de stand van de gasmeter.’ Ik krijg een lijstje te zien met de meterstand, de datum en het aantal kubieke meters. ‘Nu het nog midden in de winter is variëren de getallen tussen de zes en de tien kubieke meter per dag.’
Na een wandeling in het bos vertrek ik met allerlei recepten, zaadjes voor de tuin, instructies hoe ik zonder weckketel kan inmaken en een aantal potjes ingemaakt fruit. Gé: ‘Doe de hartelijke groeten aan Rob, en kom maar logeren van de zomer. We hebben hier vier fietsen. En... die Vrekkenkrant is leuk, maar er staat ook een hoop onzin in, hoor. Wie gaat er nu douchen in het donker en hangt zijn theezakjes aan de waslijn? Nee, wij doen het veel slimmer!’ Ze pakt een theezakje met kruidenthee, en laat zien hoe je daar gemakkelijk twee zakjes van kunt maken. ‘Aan de helft hebben we samen genoeg. Dit is echt een betere methode.’Ja, wat moet je daar nu nog tegenin brengen?
7. INKOMEN, LEVENSENERGIE RUILEN VOOR GELD
In de voorgaande hoofdstukken is veel aandacht besteed aan het kopen van goederen en diensten. De stappen tot nu toe waren er vooral op gericht je bewust te maken van de ruil die plaatsvindt bij het kopen, bij het consumeren. Als je greep wilt krijgen op je geldgedrag is dat de beste start. Doordat je tientallen, zo niet honderden keren per maand iets doet dat geld kost of iets koopt (of niet), biedt dat even zovele mogelijkheden om te oefenen met nieuw gedrag: consuminderen. Hopelijk ben je daar al een aardig eind mee gevorderd en ben je je bewust van wat er eigenlijk gebeurt als je iets koopt. Jij ruilt je geld (levensenergie dus) voor producten en diensten. En omdat levensenergie nu eenmaal een beperkt en waardevol goed is, ruil je zorgvuldig. Je zou gek zijn als je er anders mee omsprong.
€
€
De ruil van geld en levensenergie
In bovenstaande afbeelding, die ook in hoofdstuk 2 stond, is consumeren in de rechterkant van het schema te zien. In dit hoofdstuk komt de linkerkant aan de orde: de ruil die plaatsvindt als je geld verdient met werken. Als je jouw werkkracht, je spieren, je verstand, je ervaring, kortom: je le-vensenergie ruilt voor inkomen. Eigenlijk is aan beide kanten van het schema hetzelfde aan de hand. Levensenergie wordt geruild voor geld en geld voor levensenergie. Aan de linkerkant doordat jij je levensenergie ‘inlevert’ (bij een werkgever) in ruil voor geld. Aan de rechterkant wordt geld geruild voor producten en diensten die zijn gemaakt met de levensenergie van andere mensen plus de nodige grondstoffen.
In dit hoofdstuk gaan we in op de ruil die plaatsvindt als je betaald werk verricht. Maar om een goed oordeel over die ruil te krijgen is het nodig eerst te kijken naar de plaats die betaald werk inneemt ten opzichte van al het andere werk, het onbetaalde werk en andere activiteiten die we dagelijks verrichten. Net als met consumeren zullen we ontdekken dat er ‘meer onder de zon’ is dan alleen geld uitgeven en geld verdienen. Eigenlijk zijn dat maar een beperkt aantal onderdelen van ons hele leven.
Net als over geld, bestaan er over werken en een inkomen verdienen denkbeelden die zeer uiteenlopen. Die variëren van ‘Werk is uitbuiting, dus steek er zo weinig mogelijk tijd en energie in,’ tot ‘Werken is de mogelijkheid bij uitstek om je talenten te realiseren.’
Maar hoe verschillend er ook over gedacht wordt, bijna iedereen is het erover eens dat betaald werk zeer belangrijk is in onze maatschappij. We hebben er veel voor over om betaald werk te krijgen en te houden. En we steken een groot deel van ons wakend bestaan in baan of eigen bedrijf. Dat lijkt normaal en voor de hand liggend. Maar dat we ons zo gedragen is van betrekkelijk recente datum. Het is niet altijd zo geweest dat we betaald werken zo belangrijk vonden als nu.
Werken in het paradijs Films van mensapen in de vrije natuur laten zien dat we afstammen van een soort die niet bepaald ijverig is. Dagelijks besteedden onze ‘voorouders’ hooguit een paar uur aan het zoeken naar en opeten van voedsel. Dan is er nog wat aandacht voor de persoonlijke hygiëne, maar daarna is het werk wel gedaan en breekt de tijd aan van luieren, spelen, vlooien en natuurlijk: de liefde. Dat was nog eens leven! Adam en Eva moeten het ook zo gehad hebben voordat ze uit het paradijs werden verjaagd.
Ook in de Griekse en Germaanse tijd, in de middeleeuwen en tot ver erna, werkten de mensen gemiddeld niet langer dan drie tot vijf uur per dag. Dat was genoeg om je dagelijkse kostje bij elkaar te scharrelen. Langer werken deed je niet, behalve als je gedwongen werd door de omstandigheden of door een ander. Dat gebeurde helaas nogal eens, maar niemand had het idee dat de werkweek pas ‘vol’ was als je veertig uur of meer gewerkt had. Je werk was gedaan als je genoeg had, en dat was vaak al snel.
Hetzelfde zien we bij veel zogenaamde primitieve volken. Er wordt gewerkt totdat er genoeg voedsel is verzameld, tot het huis, de kano of het lendendoekje af is. Daarna is er alle tijd voor ontspanning, spel, ritueel en allerlei gemeenschappelijke activiteiten.
Alleen tijdens vakanties lukt het ons om dit verre ideaal enigszins te benaderen. Waarom zijn we daar zo van afgedwaald? Wat voor waardevols kregen we dat opweegt tegen die paradijselijke toestand?
Hard werken, zo hoort het! Pas zo’n 150 jaar geleden, tijdens de Industriële Revolutie, zijn we naar het andere uiterste omgeslagen. We leerden steeds beter om de natuur te onderwerpen en om op efficiënte manieren allerlei dingen te produceren. En met het geld dat daarmee verdiend werd, konden we ons leven aangenamer en makkelijker maken. Daardoor ontstond een sterk geloof in verandering en vooruitgang. Vóór die tijd veranderde er maar weinig in een mensenleven. Als je doodging zag de wereld er nog ongeveer hetzelfde uit als toen je geboren werd. In de negentiende eeuw veranderde dat drastisch. Er vonden juist heel veel veranderingen plaats. Daarbij speelde hard werken een grote rol. Dat leverde verbeteringen op in je levensomstandigheden en die van je kinderen. Zo werd het idee van de vooruitgang gekoppeld aan het idee van hard en veel werken. In die tijd zijn de lange werkweken ontstaan. Aan het begin van de twintigste eeuw was zestig uur per week heel gewoon, zelfs voor kinderen.
Toen was inmiddels duidelijk geworden dat er een keerzijde aan die ‘vooruitgang’ zat. De mensen kregen weliswaar betere behuizing, meer hygiëne en gezondheidszorg en onderwijs, maar de omstandigheden waaronder geproduceerd moest worden, de gevolgen daarvan en bijvoorbeeld de kinderarbeid waren helemaal geen vooruitgang, maar juist onmenselijke achteruitgang. Daaraan en aan die lange werkweken is door de arbeidersstrijd gelukkig een einde gekomen, althans in de rijke landen. Halverwege de vorige eeuw was de situatie van werkenden sterk verbeterd en de werkweek teruggebracht tot veertig a vijfenveertig uur. Maar het idee dat lang werken goed is, was daarmee nog niet uitgeroeid. Inmiddels zijn we weer wat verder. We werken nu zesendertig tot veertig uur per week met een vrij weekend en een paar weken vakantie. Steeds meer mensen werken parttime. Maar ‘zo ver’ als in de middeleeuwen zijn we nog niet.
We hebben inmiddels afstand genomen van de excessen van de Industriële Revolutie, maar hechten nog steeds enorm veel waarde aan 'hard werken’. Het is een van de belangrijkste elementen van onze cultuur. Directeuren en medisch specialisten, de topinkomens, verklaren trots dat ze weken van tachtig uur maken. Een werkweek van veertig uur is eigenlijk niet genoeg; bij een beetje baan werk je ’s avonds en in het weekend ook nog minstens een paar uur. Parttime werken heeft lang niet het aanzien van een volledige baan. We hebben nog steeds het idee dat je veel moet werken. Dan hoor je er pas echt bij.
Betaald werken, dat is het! Dan is er nog een groot verschil met vroeger. Nu heeft voornamelijk betaald werk aanzien. Al het andere werk is tweederangs. Vroeger werkten veel mensen op het land. Heel vaak werd er helemaal geen loon in geld uitbetaald. De één deed dit en de ander dat en samen leverde het net genoeg op. Men verdiende graan, groenten en vlees door ervoor te werken. Het werk thuis was net zo belangrijk als'buitenshuis’. Nu komt dat nauwelijks meer voor. Iedereen wil betaald werk en al het andere werk, van afwassen tot je oude buurvrouw helpen, wordt misschien nog wel als noodzakelijk, maar niet als ‘het ware’ gezien. Er is een enorme kloof ontstaan tussen betaald werk en al het andere werk dat gedaan moet worden.
Toch is er nu ook heel veel werk dat niet betaald wordt. In de eerste plaats huishoudelijk werk, maar ook al het andere onbetaalde en vrijwillige werk. Veel aanzien heeft dat niet. Als aan huisvrouwen of -mannen gevraagd wordt wat ze doen, zeggen ze vaak: “Ik werk niet, ik doe de huishouding,” alsof het iets anders is dan werk: het runnen van een gezin met partner, kinderen en/of huisdieren. Die onderwaardering is nog duidelijker ten aanzien van werklozen. Betaald krijgen zonder te werken, dat is bijna een schande. De sociale status van de werkloze is laag. Alhoewel hij zijn recht op een uitkering meestal zelf heeft verdiend door jarenlang ‘verzekeringspremie’ voor werkloosheid te betalen en hij tegen zijn zin met ontslag moest, is een werkloze al snel een ‘profiteur’. Zelfs als diezelfde werkloze allerlei nuttig werk doet, in zijn gezin, voor de familie of in de buurt. Dan nog wordt hij met argusogen bekeken.
Tijdens de Industriële Revolutie veranderden de opvattingen over werken doordat de mensen ontdekten dat je met hard werken echt vooruit kon komen. Na 150 jaar is het tijd om je af te vragen of dat nog steeds zo is. Er zijn genoeg redenen om dat te doen.
Hoeveel betaald werk is er nog? Statistieken tonen aan dat sinds veertig jaar de hoeveelheid werkgelegenheid in Nederland nauwelijks is toegenomen. Dat is een schokkende ontdekking. Er wonen veel meer mensen in Nederland dan in 1950, en er zijn ook veel meer mensen die willen werken, bijvoorbeeld vrouwen. Maar de totale hoeveelheid uren betaald werk nu is nauwelijks groter dan in 1950. (Prof.dr. H.P.M. Adriaansens in nrc Handelsblad van 22 juli 1995.) Toch is de situatie anders, want in 1950 werkten vier miljoen mensen in loondienst of eigen bedrijf, en nu zeven miljoen. We zijn dus per persoon aanzienlijk minder gaan werken. Blijkbaar zijn we in de westerse landen (want het patroon in al die landen is ongeveer hetzelfde) wel in staat om steeds meer te produceren (want de productie is in die tijd enorm toegenomen) met steeds minder arbeidsuren. Is het dan wel zo verstandig om alleen maar je heil te willen zoeken in een betaalde baan? Is dat niet gokken op het verkeerde paard?
Er is werk genoeg Door de nadruk op betaald werk krijgt ander werk veel te weinig aandacht. Ten eerste is dat huishoudelijk werk en de opvoeding van kinderen. Het is heel begrijpelijk dat zowel mannen als vrouwen buitenshuis willen werken, maar hier en daar zie je alweer een tegenbeweging. Partners beginnen zich af te vragen wat eigenlijk de netto-opbrengst van een tweede inkomen is. Zeker als je kinderen hebt en je een deel van de opvoeding aan anderen moet overlaten.
Een jong stel, dat we enige tijd geleden ontmoetten in Arnhem, bracht dat zo onder woorden. Zij: ‘Wij hebben er bewust voor gekozen om niet allebei te werken. Zo kunnen we echt samen de kinderen opvoeden. En we hebben ontdekt dat we, door ons huishouden uitgekiend te doen, veel meer “verdienen” dan wanneer ik een of ander vervelend baantje zou hebben.’Hij: ‘Ik verdien het geld buitenshuis, en zij maakt er meer van door er economisch mee om te gaan; als we allebei werkten, zouden we minder overhouden.'
Huishoudelijk werk is niet het enige ‘onbetaalde’ werk. De hoeveelheid vrijwilligerswerk neemt steeds meer toe. De schattingen over de omvang ervan lopen uiteen, maar het is zeker tien procent van al het betaalde werk. Dat staat gelijk aan zo’n zevenhonderdduizend fulltime banen. Het gaat natuurlijk om veel meer mensen, omdat het meestal parttime werkzaamheden zijn. Als je huishoudelijk werk meerekent, is de hoeveelheid onbetaald werk waarschijnlijk de helft van al het werk. Die constatering is het overdenken waard. Vooral ook de vraag waarom we zo neerkijken op werk dat de helft beslaat van alle uren die we samen werkend doorbrengen. Hoog tijd voor een herwaardering.
Daar komt nog bij dat het steeds duidelijker is dat er nog een enorme hoeveelheid werk blijft liggen. Je hoeft in de grote steden maar om je heen te kijken om te constateren wat er nog allemaal gedaan zou kunnen worden. Of we het leuk vinden of niet: we kunnen niet meer zonder. Vrijwilligers zijn van groot maatschappelijk belang. We hebben blijkbaar, door de enorme technische vooruitgang, een samenleving gemaakt waar maar een deel van het werk betaald kan worden.
En dan zijn er nog allerlei activiteiten die je niet echt als werk kunt aanmerken, maar die ook gedaan moeten worden, bijvoorbeeld de aandacht die je elkaar als partners en familie geeft. En allerlei ontspannende activiteiten, of het nu een postzegelhobby of joggen is; ze zijn noodzakelijk voor jezelf en je omgeving. Al die activiteiten zouden meer aandacht moeten krijgen.
Aleer status voor onbetaald werk Betaald werk betekent voor mensen veel meer dan alleen ‘werken voor geld’. Iemand ontleent aan zijn baan: status, gezelligheid, vrienden en kennissen, persoonlijke groei en/of structuur in zijn leven. Wat we vroeger‘kregen’ in ons gezin, de kerk of in verenigingen, moet nu grotendeels van het werk komen. Maar het is niet realistisch dit allemaal te willen ontlenen aan betaald werk. Misschien is dat wel een van de oorzaken van stress op het werk. Mensen willen niet alleen geld verdienen met hun baan, ze moeten er ook nog ‘geheel bevredigd’ vandaan komen. Terwijl het in de eerste plaats toch eigenlijk ging om geld verdienen om van te leven.
Het ligt meer voor de hand om de extra’s die we uit betaald werk willen ‘halen’ te zoeken in het onbetaalde werk. Juist omdat dat niet betaald wordt is het niet zo gespannen en hoeft er niet zo hard geproduceerd te worden. Er is meer tijd voor die andere zaken: onderling contact, gezelligheid, aandacht en waardering. De beloning die onbetaald werk oplevert is misschien wel belangrijker dan geld uit de betaalde baan. Onbetaald werk levert je een goed georganiseerd huishouden, goed opgevoede kinderen, een veilige en aangename buurt, een bruisend verenigingsleven en tal van andere nuttige maatschappelijke activiteiten. En geheel onbetaald is onbetaald werk ook niet. Ten eerste hoef je er niet zoveel kosten voor te maken om het te krijgen. En er zijn allerlei vergoedingen en uitbetalingen in natura mogelijk. Het enige dat ontbreekt is'volwaardige’ betaling.
Jan werkt bij De Kleine Aarde in Boxtel. In 1993 nam hij een jaar onbetaald verlof. Een geweldige ervaring, onder meer door een reis naar Kenia. Vanaf 1994 werkt hij niet meer dan 24 uur per week. ‘Ik heb altijd al belang gehecht aan het hebben van vrije tijd naast mijn betaalde werk. De laatste tien jaar werkte ik nooit langer dan 32 uur. Toen onze dochters gingen studeren wilde mijn vrouw ook graag werken. Zij heeft nu een baan voor twintig uur per week. Ik zag mijn kans schoon om van vier dagen terug te gaan naar drie. We verdienen zo ruim voldoende en hebben ook nog tijd voor andere dingen.
Ik leg me bijvoorbeeld toe op het zelf repareren van de fietsen voor het hele gezin, en ik teel bloemen, aardappelen en groente op een stukje land dat ik vooreen klein bedrag huur. Sinds kort schrijf ik een column voor het Brabants Dagblad. Daar verdien ik iets mee. Het is prettig dat ik zoiets kan aannemen, dat ik daar nog ruimte voor heb. Mijn grote inspirator is Ingmar Granstedt, een Fransman die het boek “Ontmanteling van de groei" schreef. Daarin werkt hij zeer gedetailleerd uit hoe je terug kunt van veertig uur betaald werk naar32 uur en later naar 24 uur. Hoe je allerlei uitgaven in geld kunt voorkomen door zelfvan alles te produceren en te repareren. Dat getal van 24 uur, als ideale werkweek, kom je overigens vaker tegen. De Vrouwenbond van de fnv stelt dat er bij een werkweek van 24 uur voldoende werk is voor iedereen die kan en wil werken.’
Levert hard werken nog wel zoveel vooruitgang op? Vroeger leverde meer werk persoonlijke vooruitgang en maatschappelijke ontwikkeling op, maar nu is dat niet meer zo zeker. We moeten ons juist afvragen of meer produceren nog wel echte vooruitgang brengt. Veel van de nieuwe producten die dagelijks op de markt komen, leveren nauwelijks echte verbetering van onze levensomstandigheden op, hooguit wat meer luxe. En was dat maar alles. De milieu- en andere belasting die door die productie ontstaat doet veel werkenden (en niet-werkenden) zich afvragen waarom ze al die spullen eigenlijk maken en verkopen. Nog meer, nog beter, nog dikker? Is dat echt wat we willen? Al die extra productie en consumptie heeft maar een zeer marginale opbrengst of erger nog, maakt ons leven ingewikkelder en onaangenamer. En om het allemaal te verdienen moeten we lange dagen maken.
Het is echt tijd om nuchterder aan te kijken tegen werken en geld verdienen. Er moet allerlei werk gedaan worden, van het opmaken van je eigen bed en boodschappen doen voor een ander, via het schoonhouden van de straat tot het bouwen van fabrieken of lanceren van satellieten. Al dat werk is op de een of andere manier nodig. Het moet gedaan worden, of het nu betaald wordt of niet. Laten we het dan ook met overtuiging doen en elkaar ervoor waarderen! Als het betaald wordt is dat mooi meegenomen, anders is er blijkbaar een andere ‘vergoeding’. Of het is gewoon noodzakelijk.
Door meer waardering te hechten aan al het andere werk kun je je leven een andere richting geven, een richting die meer in overeenstemming is met je dromen en idealen, zeker als je zou willen dat onze wereld er wat menselijker gaat uitzien. Een bijkomend voordeel van de herwaardering van onbetaald werk is dat de verwachtingen van betaald werk niet meer zo hooggespannen hoeven te zijn. Betaald werk doe je uiteindelijk in de eerste plaats om geld te verdienen en daar is ook niets op tegen. Als je geen overspannen verwachtingen van je werk hebt, omdat je een stuk van je bevrediging op een andere manier krijgt, kan dat onverwachte gevolgen hebben. Je zou je meer ontspannen kunnen voelen en gedragen op je werk en daardoor misschien zelfs meer waard zijn voor je baas of in je eigen bedrijf.
Wat een andere kijk op werk kan opleveren
Consuminderen levert financiële ruimte op. Als je ook anders aankijkt tegen dat heilige huisje van betaald werk, verschaft die financiële ruimte je allerlei mogelijkheden om anders met werk om te gaan. Ga nog eens na hoeveel uren je nog resten in je ‘arbeidzame’ leven. En wat zijn de echte uurlonen die je met betaald werk kunt verdienen? Wat zijn de echt belangrijke dingen die je in je leven nog wilt realiseren, of ze nu betaald zijn of niet? Door die vragen te beantwoorden kan je besluiten nemen die een heel andere richting opgaan dan je tot nu toe voor mogelijk hield.
Steeds weer gaat het om een ruil van jouw levensenergie tegen geld of andere betaling. Het is natuurlijk niet altijd even makkelijk om dat af te wegen en je hebt niet altijd de vrije keuze, maar door verouderde ideeën los te laten ontstaan wel nieuwe mogelijkheden. Je hebt meer keus. Ook als het om betaald werk gaat.
Minder werken of van baan veranderen Zodra je ontdekt dat je ‘maar’ een bepaald minimum nodig hebt om van rond te komen, kan je veel makkelijker besluiten minder te gaan werken of van baan te veranderen.
Hanneke en ik hebben dat beiden gedaan binnen een jaar nadat we met consuminderen waren begonnen. We hadden al snel door dat we van heel weinig geld nog steeds een aardige levensstandaard konden handhaven. We verdienden wat geld met het uitgeven van de Vrekkenkrant en het eerste boekje dat we geschreven hadden. Verder werkten we beiden in parttime banen die ons, om allerlei redenen, niet meer bevielen. Zonder uitgebreid te overleggen hebben we die banen kort na elkaar opgezegd. Onze financiële vrijheid had ons zoveel zelfvertrouwen gegeven, dat we die stap aandurfden. Onze vrienden vonden dat maar raar. Dat wij, beiden rond de vijftig, zomaar een vaste aanstelling eraan gaven.
We zijn blij dat we die sprong konden wagen. We doen nu al jaren meer wat met onze dromen overeenkomt en dat is heel wat waard.
Zo radicaal zal niet iedereen het willen doen. Misschien wil je alleen korter werken. En durf je het aan er op je werk over te onderhandelen, nu je weet dat je met minder goed kunt rondkomen.
Meer werken vanuit jezelf Als je beter weet wat je wilt en het strikte onderscheid tussen betaald en onbetaald werk hebt losgelaten, kun je meer vanuit je eigen waarden en doelen werken. Je kan een betere afweging maken. Misschien betekent het dat je meer vrijwilligerswerk wilt doen of meer tijd wilt besteden aan je gezin of aan een hobby. Hoe dan ook, door de fixatie op betaald werk los te laten, kan je je leven meer in evenwicht brengen.
We hoorden een radio-interview met een professor van 82 jaar die nog steeds werkte. Geen hele dagen meer, vertelde hij, maar toch nog wel een uur of zes per dag. De interviewster vroeg hem of hij nog een grote wens had voorde komende jaren. Zijn antwoord was: “Ik zou dolgraag wat meer tijd aan mijn familie willen besteden.”
Een ander perspectief op werkloosheid Ook met een periode van werkloosheid kan je anders omgaan als je je kijk op betaald werk veranderd hebt. Je zou je wachtgeld of ww-uitkering kunnen beschouwen als een stimuleringspremie om eens een tijdje uit te rusten, om je te oriënteren op wat je echt graag wilt. Je kunt je bijscholen of stage lopen. Als je geen werk hebt hoef je je geen outcast te voelen. Je behoort tot een van de grootste minderheden van Nederland. Laat je niet in de hoek drukken, maar gebruik je tijd en levensenergie optimaal. Dat kan op honderd-en-een manieren.
Mare was al jaren werkloos toen hij stopte met de sollicitatiecursus waar hij al veel te lang op zat. Hij was boven de vijftig en besloot niet langer actief te zoeken naar werk, maar nu eindelijk te gaan doen wat hij leuk vond. Al snel vond hij een klus als vrijwilliger bij een stichting die gericht was op projecten in de Derde Wereld. Daar had men wel belangstelling voor zijn ruime ervaring op het gebied van computers. Inmiddels is Mare zo onmisbaar geworden als medewerker, dat hem een betaalde parttime functie is aangebode
Ineke had een echte kater toen ze op haar53ste haar baan bij een bank verloor. Ze voelde zich afgedankt en zag de toekomst somber in. Maar een type om bij de pakken neer te zitten is ze niet. Twee jaar verder komt ze tijd te kort omdat ze, onder andere, als activiteitenbegeleidster in een bejaardenhuis werkt en assisteert bij het zwemmen van invalide mensen. De tijd die overblijft besteedt ze aan de verzorging van een oudere tante en bezoeken aan familie overal in het land.
Een sabbatsperiode Steeds vaker hoor je geluiden dat het voor mensen met een zwaar beroep (en wie heeft dat niet?) een goed idee is om af en toe een langere periode vrijaf te hebben, om bij te tanken. Door de onderwijsbonden wordt over dergelijke regelingen al jaren onderhandeld. Er bestaat al een zogenaamd opfrisverlof. En er zijn grote commerciële bedrijven die hun medewerkers verplichten (en betalen) om eens in de zoveel jaar een langere periode vrijaf te nemen om precies te doen waar ze zin in hebben. Of dat nu een reis om de wereld is, drie maanden luieren in eigen achtertuin of het volgen van een bijscholing; dat moeten ze zelf weten. Zo’n sabbatsperiode blijkt bijzonder motiverend te werken en brengt voor het bedrijf zijn geld ruimschoots op. Op het gebied van ouderschapsverlof (voor man of vrouw) zien we een zelfde ontwikkeling.
Als je consumindert, levert dat het voordeel op dat je niet hoeft te wachten totdat anderen zoiets voor je geregeld hebben. Je kunt nu al zo’n verlofperiode plannen en met je baas afspraken maken. Als betaald verlof er niet in zit, dan betaal je het zelf van je spaargeld.
Thuis geld verdienen De hoogste ‘echte uurlonen’ zijn ongetwijfeld thuis te verdienen. Als je wat meer vrije tijd voor jezelf hebt georganiseerd, ontdek je dat allerlei werk in en om het huis kostenbesparingen oplevert. Of het nu gaat om de vervanging van een leertje in de kraan of het zelf behangen van een kamer. Als je het zelf doet en niet meer automatisch een vakman inschakelt of iets nieuws koopt, is er naast het financiële voordeel het extra voordeel dat je dat werkje nu eens precies zo kunt doen als je wilt. Dat geeft extra voldoening.
Drie jaar geleden brak een zwenkwieltje van onze stofzuiger af. Het was uiterst hinderlijk om met dat manke ding door het huis te zwoegen, vooral als stofzuigen toch al niet je lievelingswerkje is. Navraag bij de zaak waar we het apparaat hadden aangeschaft leerde dat het model en de onderdelen niet meer leverbaar waren. Er zat niets anders op dan een nieuwe stofzuiger te kopen. De stofzuigerwinkel had overigens een interessante aanbieding, een super-turbo model voor slechts... 427 gulden, een buitenkansje. Dat vond ik zonde. De oude stofzuiger was nog prima; om nu alleen voor een wieltje... En inderdaad, na een uurtje puzzelen met een metalen strip en wat boutjes was alles weer in orde. Hij doet het nog steeds. Zo’n fenomenaal uurloon heb ik in mijn betaald-werk-carrière nog niet gehad.
Meer tijd voor jezelf, je gezin en je omgeving Uit recent onderzoek in de Verenigde Staten blijkt dat het gemiddelde Amerikaanse ouderpaar per week zes uur besteedt aan boodschappen doen en veertig minuten (!) aan het spelen met de kinderen. (All-Consuming Passion. Waking up from the American Dream, New Road Map Foundation, Seattle usa.) Gelukkig zijn wij niet zover afgegleden in de consumptiewaanzin, maar of we nu echt voldoende tijd besteden aan al die gewone dagelijkse taken valt te betwijfelen.
Een andere kijk op werk geeft je de mogelijkheid te doen waar je hardwerkende vrienden en kennissen niet aan toekomen. Spelen met de kinderen, iets in huis opknappen, in de tuin werken, familie en vrienden opzoeken en de helpende hand bieden als dat nodig is. Zomaar samen zijn. Trouwens, wat is ertegen om ook eens wat aandacht aan jezelf te geven, om eens een uurtje lekker niets te doen, te mediteren, in je dagboek te schrijven of om met een vriend een wandeling te maken? En wat denk je ervan om eindelijk weer eens tijd te hebben voor die hobby waar je al ja-ren niets meer aan gedaan hebt?
Kortom, je zou je kunnen realiseren dat betaald werk niet het belangrijkste in je leven is.
Niet meer krampachtig aan je betaalde baan vasthouden De grote groep babyboomers, die nu tussen de 45 en 55 is, merkt dat er steeds moeilijker is om vast werk te houden. In die groep vallen de meeste klappen. Bij reorganisaties ‘vliegen’ deze mensen en werknemers die nog ouder zijn er het eerste uit. Natuurlijk is dat verschrikkelijk. Als je jarenlang hard gewerkt hebt en dit is je 'dank’. Toch valt te overwegen om je wat minder te verzetten tegen dit onvermijdelijke proces. Je neerleggen bij zo’n situatie hoeft geen afgang te zijn. Er zijn juist steeds meer werknemers die zelf initiatief nemen en niet meer wachten tot het zover is. Vaak is het met de behoorlijke uitkering, wachtgeld of'gouden handdruk’ mogelijk om iets nieuws te beginnen, waarmee je die briljante carrière van je misschien niet in een rechte lijn voortzet, maar waarmee je nog wel een aantal jaren het werk doet waar je eigenlijk altijd naar verlangd hebt. Het interview aan het einde van dit hoofdstuk is daar een voorbeeld van.
Stap 7: Waarde hechten aan levensenergie en Je inkomen vergroten
Als je uitgavenpatroon lager is komen te liggen, dan geeft dat meer vrijheid. Die vrijheid is heel concreet aan te geven. Als je echte uurloon bijvoorbeeld zeven euro is en je hebt inmiddels ontdekt dat je goed kunt leven van zevenhonderdvijftig euro per maand, dan hoef je ‘maar’ 750:7 = 107 uur per maand te werken om aan je kostje te komen. In dit geval is dat 24 uur per week, terwijl je bijvoorbeeld nu nog vijftig uur aan je werk besteedt. Door dat verschil kun je makkelijker kiezen voor korter betaald werk, al of niet in combinatie met onbetaald werk. Ook als je besluit om door te werken zal die keus bewuster zijn. Je doet het om een bepaald doel te bereiken. Bijvoorbeeld om op een bepaalde termijn financieel onafhankelijk te zijn en helemaal op te houden met werken voor geld.
Als je eenmaal tot een bewuste keuze bent gekomen om een bepaalde hoeveelheid van je levensenergie aan betaald werk te besteden, komt de volgende stap. Dat is om de ruil die plaatsvindt op je werk eens onder ogen te zien. Je kent je echte uurloon. Je weet wat je werk je kost en wat het je oplevert. En je bent je bewust van de levensenergie die je nog ‘tegoed’ hebt. Dat zijn de elementen die je nodig hebt om na te gaan of je genoeg verdient. Net zoals je bij een bepaalde categorie uitgaven nagaat of je wèl zoveel levensenergie overhebt voor die uitgave, kun je dat ook bij de betaling voor je werk doen. Bekijk alle berekeningen nog eens goed en vraagje af of de betaling die je nu krijgt redelijk is. Als je echt tevreden bent, is deze stap gauw klaar. Maar als je ontdekt dat je ‘meer waard’ bent, dan zal je daar iets aan moeten doen.
Wilma geeft muzieklessen. Als beginnend zelfstandig docente ontdekte ze na een tijdje dat het lesgeld, naar haar gevoel, te laag was. Toch had ze er moeite mee om meer te vragen. Een tijdlang hield ze zich voor dat ze het extra geld helemaal niet nodig had. Ze hield nu al geld over en waarom zou je dan meer vragen? Toch bleef het knagen. Na er met een goede kennis over gepraat te hebben besloot ze de stoute schoenen aan te trekken. Ze was er nu van overtuigd dat ze dat nieuwe uurtarief 'waard' was en meldde dat aan haar leerlingen. Tot haar verwondering bleek er nauwelijks reactie op te komen. Men betaalde het nieuwe bedrag zonder tegensputteren. Men vond haar dit bedrag blijkbaar waard en dat gaf een goed gevoel. Een enkele leerling viel af. En was het toevallig dat het nu juist die leerlingen waren van wie ze afen toe had gedacht: ‘Waarom wil je eigenlijk muziekles?’Met minder uren verdient ze nu hetzelfde als voorheen en er is nog plaats voor enkele (gemotiveerde) leerlingen.
Meer verdienen, een kwestie van houding Onderhandelen over je salaris of andere beloning is niet makkelijk. Wij Nederlanders hebben dat aardig leren vermijden door voor bijna elk salaris keurige schalen en regels te hanteren. Mensen die een baan aangeboden krijgen wachten passief af welk salaris ‘erbij’ hoort. Als ze horen dat ze in schaal 7-5 zitten, zeggen ze braaf ‘dank u wèl’. Daarbij spelen soms beperkende gedachten mee, zoals: ‘Laat ik maar niet te moeilijk doen, want ik mag al blij zijn dat ik überhaupt een baan krijg,’ of: ‘Ik weet eigenlijk zelf niet of ik wel meer waard ben.’ Als je inmiddels al langer een baan hebt, ga je veel te makkelijk uit van de automatische periodieke en/of trendmatige verhoging. Een afweging op grond van wat je waard bent wordt zelden gemaakt, afgezien van bepaalde meer commercieel georiënteerde bedrijven.
Dat is jammer en niet nodig. Ook als alles in een cao geregeld lijkt te zijn, is er ruimte voor onderhandeling. Mensen die het lef hebben om te onderhandelen over salaris en secundaire voorwaarden blijken regelmatig te krijgen wat ze vragen, of meer dan eerst werd aangeboden. Belangrijk voor onderhandelingen is een juiste houding: weten wat je wilt en weten wat je waard bent. Op grond daarvan moet je je eisen goed omschrijven. Dat en je financiële ruimte geven je het zelfvertrouwen dat nodig is om je als een echte onderhandelaar op te stellen.
Marianne wilde haar fulltime baan bij een advocatenkantoor verruilen voor een parttime baan bij de overheid. Ze was al bijna aangenomen bij de Provincie. 'Alleen’ moest nog even met Personeelszaken het
salaris afgesproken worden. Daar bleek dat zij er in salaris verhoudingsgewijs nogal op achteruit zou gaan. Ze deed haar best om minstens een gelijk salaris te krijgen als in haar vorige baan, maar hoe ze ook onderhandelde, het lukte niet. Ze 'zat’nu eenmaal in die en die schaal. Toen stelde ze voor dat ze gecompenseerd zou worden met een ov-jaarkaart. Maar ook dat kon volgens pz niet. Er was helemaal geen reiskostenvergoeding die dat toestond. Marianne vroeg toen bedenktijd, omdat ze niet wist of ze de baan dan wel wilde aannemen. Enige tijd later werd ze door pz opgebeld. Er was toch een mogelijkheid gevonden om haar ov-kaart volledig te vergoeden, ter waarde van meer dan vijfentwintighonderd euro per jaar.
Als je met je huidige werkgever of opdrachtgevers (als je zelfstandig werkt) niet tot een bevredigende ruil kunt komen, ga dan op zoek naar ander werk. Blijf niet hangen op de plek waar je inbreng blijkbaar niet op waarde geschat wordt. Dat betekent natuurlijk niet dat je impulsief ontslag moet nemen. Een baan zoeken en vinden is een kunst op zich. Op dat terrein zijn veel organisaties actief, zoals bureaus op het gebied van loop-baanadvies, outplacement en arbeidsbemiddeling. In bibliotheken en boekhandels zijn goede boeken en handleidingen te vinden over hoe je dat het beste kunt aanpakken.
Net als bij de onderhandelingen over je beloning maak je de meeste kans als je duidelijk weet wat je te bieden hebt, waar je echt goed in bent of waar je echt van houdt. En als je weet wat voor werk je wilt. Dat geeft richting bij het zoeken en het geeft de kracht om in onderhandelingen over de baan én de betaling te krijgen wat je waard bent.
Dot een ontslag en al het verdriet dat daarbij hoort ook kan leiden tot een nieuwe levensvisie, met misschien zelfs meer perspectief dan bij de oude baan, laat dit interview met Rob Wiewel zien.
GENIET VAN ELKE DAG
Vrij snel na het ontstaan van de Vrekkenkrant neemt hij contact met ons op. Het idee spreekt hem aan en hij wil er iets over schrijven in een rubriek die hij voor verschillende regionale kranten verzorgt Daarna schrijft hij nog een aantal keren over ons en we leren hem persoonlijk kennen tijdens de cursus ‘Je geld of je leven’ in Den Haag in 1994. Rob Wiewel, tot voor kort fulltime ambtenaar bij het ministerie van vrom. Werkloos geworden, omdat de functie werd opgeheven. Nu geniet hij sinds een half jaar letterlijk en figuurlijk van zijn wachtgeldregeling. Voor een man van 48 jaar, getrouwd en vader van drie kinderen in de leeftijd van twaalf, vijftien (twee zoons) en zeventien jaar (een dochter) lijkt zo’n gegeven eerder een ramp. Het zal je maar overkomen.
‘Mijn huidige situatie geeft me een gevoel van grote dankbaarheid. Ik weet heel goed hoe het is om in loondienst te werken. Alles bij elkaar deed ik dat zo’n dertig jaar in verschillende beroepen. Als filiaalhouder in een boekhandel, als verkoper bij V&D, als werknemer in het bankwezen en als ambtenaar. Ik weet dus wat het is om te werken en ik weet ook wat het is om ergens te werken waar je je niet prettig voelt Daarom ben ik blij om verlost te zijn van de situatie dagelijks ergens met tegenzin naar toe te moeten gaan. Eerst had ik het echt naar mijn zin, maar de laatste tijd was er een nieuwe arbeidscultuur ontstaan. De productiviteit van de werknemer was belangrijker geworden dan de mens zelf. Daar voelde ik me uiterst onbehaaglijk bij. Nu ontdek ik weer dat ik meer ben dan alleen maar een werknemer en dat ik ook zonder betaalde baan een waardevol iemand ben. Door die wachtgeldsituatie is mijn inkomen natuurlijk naar beneden gegaan, maar vergeleken bij veel mensen met een gewone uitkering ben ik een goudhaantje. Ik heb het zo slecht nog niet De opgedane ervaring is voor mij een openbaring. Ik ben gelukkiger, rustiger en tevreden. En daar ben ik dankbaar voor.
Praktisch lukt het ons ook om met minder geld rond te komen. Niet in het minst doordat mijn vrouw prima weet waar ze alles zo goedkoop mogelijk kan kopen. Dat is een grote steun. Maar er is meer gebeurd. Vroeger dacht ik: hoe moet ik het in hemelsnaam redden? Er was sprake van een grote angst om te kort te komen, om minder te hebben dan anderen, om mijn gezin tekort te doen. Door erover na te denken en erover te lezen is er veel veranderd. Ik noem twee schrijvers die bepalend zijn geweest De eerste is Joseph Murphy, en van hem noem ik drie titels. De kracht in je zelf, De wetten van denken en geloven en De bronnen van welzijn en geluk. Dit zijn meer religieuze boeken. De andere schrijver is Wayne Dyer, met de boeken Niet morgen, maar nu, Eerst geloven, dan zien en Lessen in levenskunst. Deze boeken hebben bij mij een grote verandering teweeggebracht in mijn bewustzijn. Om het heel kort en simpel te zeggen: vroeger was er het schaarstebewustzijn met angsten, denkbeelden en handelingen die ervan uitgingen dat ik te kort zou komen. Dit heeft plaatsgemaakt voor het besef dat er meer dan genoeg is en dat ik over ongekende mogelijkheden beschik om mezelf te redden in allerlei situaties.
Terwijl ik die boeken las, hoorde ik van de Vrekkenkrant en jullie boeken. Dat viel min of meer samen. Er was veel herkenning. Ik wilde ook die cursus doen en jullie persoonlijk leren kennen. Wat ik zo bijzonder vond, was de openhartige manier waarop jullie over je eigen financiële situatie en je eigen ervaringen spraken. Heel dapper. Het contact met “geloofsgenoten” heeft me zekerder gemaakt Ik ben dus niet de enige die met deze materie bezig is. Hoe mensen over geld denken en spreken is over het algemeen nogal eng, alsof je je ervoor moet schamen. De cursus werkte in dat opzicht bevrijdend. Mijn gevoel van eigenwaarde is erdoor toegenomen. Ik heb het zelfs aangedurfd, na die cursus, om in een krantenartikel openlijk over mijn eigen situatie van ontslag en uitkering te schrijven. Dat had ik anders niet gedurfd.'
Rob is werkloos en gebruikt zijn tijd goed door actief te zijn in de politiek en in de natuur- en milieubeweging. Daarnaast schrijft hij als freelancer artikelen voor bladen. ‘Het is me bij lange na niet mogelijk om daar een behoorlijk inkomen uit te halen. Je moet het meer zien als een aanvulling. Als ik voor mezelf op moet komen dan ben ik niet altijd zakelijk genoeg.' Het is grappig dat hij dat vertelt want ik heb een heel andere ervaring als hij iets voor elkaar probeert te krijgen voor de Stichting Bomen Over Leven. Deze stichting wil onder meer mensen die iets goeds doen voor het milieu in het zonnetje zetten. Hij heeft deze stichting in 1993 samen met anderen opgericht en hij doet er veel voor. ‘Het is wonderlijk hoeveel je voor elkaar kunt krijgen als het gaat om goederen en diensten die je nodig hebt voor een goed doel. Ik heb zeker zo’n honderd nieuwe boeken cadeau gekregen van uitgevers. Ik benaderde hen met de vraag of zij een aantal boeken ter beschikking wilden stellen voor nieuwe donateurs. Ze krijgen dat dan als een soort welkomstcadeau. En dat is nog niet alles. We vonden een notaris die gratis de akte maakte. Een firma die in computers handelt leverde ons een pc en een laserprinter voor het kantoor van de stichting. Het gaat natuurlijk niet allemaal zomaar en niet direct, maar de aanhouder wint. Ik merkte dat er veel gratis en voor niks geregeld kan worden.’ Rob wordt nu echt enthousiast en zit op zijn praatstoel. ‘Van een boomverzorgingsbedrijf kregen we een boom die zevenhonderd gulden heeft gekost: een prachtige Hollandse linde. Die is in onze gemeente geplant als herdenkingsboom en voorzien van een koperen gedenkplaat De anwb heeft voor ons gratis een stapel certificaten in kleur laten drukken, die we uitreiken als iemand zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de natuur, en zo kan ik nog wel even doorgaan.’
Het gesprek nadert het eind. Omdat ik niet bij hem op bezoek ben, maar hij bij mij, en ik dus niet kan zien hoe hij woont vraag ik hem een kleine beschrijving te geven van zijn huis. ‘Ons huis is ingericht door mensen die zich niet afhankelijk hebben gemaakt van mode en koopdwang.
Dat kan een buitenstaander zien. Toch is het er heel gezellig. We wonen met vijf personen in een vierkamerwoning. Onze dochter heeft een eigen slaapkamer, onze zoons delen er een. Dan is er nog een huiskamer en een slaapkamer voor de ouders. We hebben een tuin, maar geen volkstuin. Dat brengt me op het volgende verhaal. Van mijn ouders kregen we enige tijd geleden een bepaald bedrag cadeau. We wilden daar een diepvrieskist voor kopen, om groenten van het seizoen en andere voordelige aanbiedingen in te bewaren. Deze aanschaf moest in overeenstemming zijn met onze ideeën over een milieuvriendelijke, duurzame aanschaf. Hij moest een heel laag energieverbruik hebben en volkomen vrij zijn van cfk’s en andere gevaarlijke stoffen. Dit hebben we geweten. Maar het is ons uiteindelijk wél gelukt! Er moest geld bijgelegd worden, want het apparaat dat we na lang zoeken en informeren vonden, was duurder. Een vaatwasma-chine gaat ons echt te ver, die komt er niet in. De aanschaf van de vrieskist is zinvol. Hij helpt ons zuinig te leven.' Rob vertelt dat hij lange lijsten maakt met de producten die in de vrieskist gaan en de prijs wordt steeds vergeleken met de prijs die anders voor dat product betaald zou worden. Daaruit kun je aflezen wat je uitspaart Dat is leuk en spannend. Hij is met de aanschaf zeer tevreden.
Ik vraag hem tot slot nog hoe zuinig leven te combineren is met drie kinderen die op de middelbare school zitten. Daarvan is toch bekend dat ze veel kosten en andere eisen stellen? Geeft dat geen problemen? ‘Ja, ze willen soms merkkleding. Zelf geven we daar niets om, maar we verbieden het niet ook al denk je bij jezelf wel dat het zonde is van het geld. We
sluiten vaak een compromis. We zeggen tegen de kinderen dat ze moeten kiezen. Als ze schoenen willen van een duur merk, dan betekent het dat ze een broek krijgen van het merk Terre des Hommes. Dat is de tweedehands kledingwinkel hier in onze woonplaats. Zo simpel is dat. En dat accepteren ze. Daarnaast verdienen ze iets bij met een krantenwijk of iets dergelijks en dat geeft ze de mogelijkheid om zelf geld bij te leggen.’
Mijn levensfilosofie: 'ga je eigen gang, blijf in jezelf geloven en geniet vooral van elke dag!'
8. FINANCIELE-ONAFHANKELIJKHEID
Stappen 1 tot en met 7 zijn nu achter de rug. Daarmee zijn de belangrijkste stappen op weg naar financiële onafhankelijkheid gezet. Je weet hoeveel je bezit, hoeveel je uitgeeft en verdient en hoeveel levensenergie je in elk onderdeel van de door jou gekozen levensstijl steekt. Je koopgedrag heeft zeer waarschijnlijk flinke veranderingen ondergaan. Je koopt minder, bewuster en als je af en toe een keertje ‘in de fout’ schiet, dan heb je daar niet zo’n last van, omdat je vrij snel weer op het ‘rechte pad’ terugkeert. Je leven is evenwichtiger geworden: je koopgedrag komt meer overeen met de manier waarop je echt wilt leven, met je persoonlijke waarden en idealen.
Deze veranderingen op zich zijn al een stukje financiële onafhankelijkheid. Je schulden zijn weggewerkt, je uitgaven blijven dalen, je spaart meer en er is een kans dat je inkomen omhoog gegaan is of zal gaan. Dat is een bevrijdende ervaring. Je hebt meer zelfvertrouwen en je staat er financieel stukken beter voor. Je hoeft geen energie meer te steken in gepieker over geld. Die energie gebruik je nu om zicht te blijven houden op je geldgedrag.
Met stap 8 komt financiële onafhankelijkheid in de ware betekenis van het woord in zicht. Maar eerst moet deze term wat verduidelijkt worden. In het dagelijkse spraakgebruik betekent ‘financieel onafhankelijk zijn’ vaak iets anders. Dan wordt bedoeld dat een vrouw haar eigen geld verdient en niet door haar man wordt onderhouden. Van een zoon die bij zijn ouders inwoont kunnen we ook zeggen dat hij financieel onafhankelijk is. Dan bedoelen we eveneens dat hij zijn eigen inkomen verdient, en niet op de zak van zijn ouders leeft.
In dit boek betekent financiële onafhankelijkheid iets anders, namelijk dat je niet meer afhankelijk bent van een inkomen dat je met werken verdient. Normaal gesproken bereik je die situatie als je met pensioen gaat. Dat is op je 65ste of enkele jaren eerder. Je hoeft niet meer te werken, maar hebt wel een inkomen. Door het stappenplan te volgen kan je eerder ‘met pensioen’: aanmerkelijk eerder dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden. Hoe eerder je met deze methode begint, hoe meer succes je kimt hebben. Natuurlijk is de snelheid waarmee je financiële onafhankelijkheid bereikt
afhankelijk van de hoeveelheid geld die je kunt sparen. Als dat weinig is, omdat je weinig verdient of een lage uitkering hebt, of omdat je toch veel geld blijft uitgeven, dan bereik je financiële onafhankelijkheid misschien nooit. Maar ook dan is het zetten van een aantal stappen op weg ernaar toe bevredigend en bevrijdend.
De grafieken op bladzijde 189 en 190 zijn sprekende voorbeelden van wat er gebeurt als je langere tijd consumindert en de stappen uit dit boek volgt. Beide zijn overgenomen uit Your Money or Your Life.
maandelijks $
Inkomsten en uitgaven van Marcia Meyer
Bovenstaande grafiek is van Marcia Meyer. Voordat Marcia met het stappenplan begon had ze jaren op de rand van de armoede geleefd. Al na korte tijd stabiliseerden haar uitgaven zich rond de vijfhonderd dollar per maand. Zij hoefde niet af te rekenen met allerlei extreme uitgaven, want die had ze nooit gehad. Marcia’s totale uitgaven werden dus niet veel lager, maar haar uitgavenpatroon veranderde wel. Terwijl ze vroeger relatief veel geld uitgaf aan ‘entertainment om de leegte op te vullen’, besteedt ze nu meer geld aan zaken die haar levensdoelen ondersteunen. Daar is ze naar eigen zeggen veel rustiger van geworden.
Een bedrag van circa 825 gulden per maand om als alleenstaande van rond te komen is voor onze begrippen bijna onmogelijk. (Toen Marcia haar grafiek maakte was zeshonderd dollar ongeveer zoveel waard.) Toch blijkt uit velerlei ervaring dat dit in Amerika goed kan. De schrijvers van het Amerikaanse boek leefden al meer dan twintig jaar van een bedrag van rond de zeshonderd dollar per maand toen ze hun boek schreven.
Ondertussen ging Marcia veel meer verdienen bij haar baan én door een aantal part-time klussen die ze voor een plaatselijk bedrijf verrichtte. Haar inkomenlijn paste zelfs niet meer op de grafiek die ze in eerste instantie maakte. Marcia is een voorbeeld van een doorgewinterd zuinig persoon, wier vermogen om geld te verdienen, voor haar, ongekende hoogten heeft bereikt.
maandelijks $
Inkomsten en uitgaven van Diana Crosch
Bovenstaande grafiek van Diana Grosch is een voorbeeld van iemand met een redelijk stabiel maandinkomen, die behoorlijk veel uitgaf. Zij paste de principes van het stappenplan ijverig toe en kon haar uitgaven halveren. Als eerste pakte ze buitensporige gewoonten, die haar geen bevrediging meer gaven, aan: teleurstellende reizen en ontspanning. Daarna kwamen de automatische bestedingen aan bod die niets toevoegden aan de kwaliteit van haar leven: dagelijkse etentjes buiten de deur, om maar iets te noemen, en het kopen van kleding uit pure verveling. Ze verhuisde naar een goedkoper appartement, ging op voordelige skiuitstap-jes, ruilde haar sportieve, benzine slurpende auto in voor een zuiniger exemplaar en leerde haar auto zelf te repareren en onderhouden. Ze benadrukt dat dit alles bij elkaar heeft bijgedragen aan de kwaliteit van haar bestaan en haar zelfwaardering.
In beide grafieken zie je een steeds groter wordende ruimte tussen de inkomsten- en de uitgavenlijn. Dat is geld dat gebruikt kan worden om te sparen. Een ‘normaal’ iemand, die niet besmet is met het ‘financiële-onaf-
hankelijkheid-virus’, zal dit spaargeld bestemmen voor de een of andere uitspatting, een nieuw huis, een te gekke vakantie of wereldreis. Maar in dit stappenplan wordt daar anders over gedacht. Die ruimte vormt de basis van je financiële onafhankelijkheid. Het is een werkkapitaal dat inkomen gaat opleveren.
Spaargeld of werkkapitaal Er is een onderscheid tussen spaargeld en werkkapitaal. Spaargeld breng je naar een bank om het tijdelijk veilig op te bergen. Als je wat rente krijgt is dat leuk meegenomen, maar dat is niet het doel op zich.
De ruimte tussen inkomsten en uitgaven wordt in stap 8 gebruikt om een werkkapitaal te vormen, dat je niet meer opneemt. Door dit kapitaal op een zorgvuldige manier te beheren gaat het geld opleveren. Het‘werkt’ voor je en verzekert je van een inkomen, net zo zeker als een betaalde baan je van een inkomen voorziet. In hoofdstuk 9 gaan we in op de vraag hoe je dat kapitaal het beste kunt laten groeien, waardoor je inkomen verzekerd blijft. Nu is het voldoende om je te realiseren dat je met je spaargeld geld kunt verdienen.
Het inkomen dat je op die manier verwerft noemen we het rendement. Dat is een geheel ander soort inkomen dan je salaris of ander inkomen uit arbeid. Het blijft binnenkomen, of je werkt of niet. Daarom krijgt dit rendement een aparte lijn in de grafiek. Volgens een bepaalde formule berekenen we het rendement en maken het, net als inkomsten en uitgaven, zichtbaar op de grafiek: de rendementslijn.
Stap 8:Werkkapitaal en het hoerapunt
Bereken iedere maand je rendement met de volgende formule en neem het resultaat op in de grafiek.
maandelijks rendement = (werkkapitaal x rente): 12
Je werkkapitaal is makkelijk te berekenen. Uit je balans weet je precies hoeveel spaargeld je had, toen je met het stappenplan begon. Daarbij tel je iedere maand op wat je spaart. Dat is natuurlijk het verschil tussen totale inkomsten en uitgaven.
Welke rente je in de formule moet toepassen is iets ingewikkelder. Zodra je geld overhoudt zet je dit op een spaarrekening. Daarbij zoek je natuurlijk naar de hoogst mogelijke rente. Zeker in het begin moet het geld direct opvraagbaar zijn. Neem daarom een spaarrekening die geen boete bij opname heeft. In augustus 2002 is de hoogst mogelijke rente 4,3 procent. Hanteer voorlopig zo’n percentage: de hoogst mogelijke rente op een gewone spaarrekening.
Wanneer je al spaargeld op een andere manier hebt vaststaan, bereken dan zelf het meest reële percentage voor je gehele werkkapitaal. Overigens komen we op dit percentage en het feitelijke rendement op werkkapitaal nog uitgebreid terug in hoofdstuk 9. Om het rekenen eenvoudig te houden gebruiken wij verder een percentage van vijf procent.
Een voorbeeld van de toepassing van de formule: als je honderd euro hebt gespaard en daar vijf procent rente voor krijgt, dan vul je de formule als volgt in: € 100 x 5%: 12 = € 0,42 per maand.
Dus voor elke honderd euro krijg je ruim veertig cent per maand, zolang je het geld op een spaarrekening hebt staan. Als je in de eerste maand vijfhonderd euro gespaard hebt, dan levert de formule het volgende op: € 500 x 5% : 12 = € 2,08. Iedere vijfhonderd euro aan spaargeld levert maandelijks een bedrag van € 2,08 op. We houden hier nog even geen rekening met belastingen; daar gaan we in hoofdstuk 9 op in.
De uitkomst van de formule teken je elke maand in de grafiek in een andere kleur dan die voor inkomsten en uitgaven. Dat ziet er in het begin vrij onbeduidend uit naast de pieken en dalen van inkomsten en uitgaven. Maar als je het omrekent in spullen die je kunt kopen, zijn het bijvoorbeeld twee broden of drie ons kaas en dat voortaan elke maand!
Spaarde je in de eerste maand vijfhonderd euro euro en in de tweede maand tweehonderd, dan is je werkkapitaal daarna zevenhonderd euro.
Het rendement is nu € 700 x 5%: 12 = f 2,92. Teken ook dit bedrag op de grafiek en verbind de twee punten. Na een aantal maanden zie je het lijntje omhoog kruipen vanuit de linkerbenedenhoek van de grafiek.
Wie met dit stappenplan begon op het moment dat er nog schulden waren, zal pas na enige tijd de derde lijn op de grafiek kunnen invullen. Als er al een kapitaal aanwezig was op het moment dat je met het stappenplan begon, dan was er al rendement. Dan begin je een stukje boven de onderste as van de grafiek
Bekijk nu de grafiek op blz. 193 van Marcia Meyer, die over bijna vijfjaar loopt. Omdat Marcia met een kleine schuld begon is er in het begin geen rendement. Maar na twee jaar, in januari 1987, is het rendement al 125 dollar bij 490 dollar aan uitgaven. In januari van het jaar daarop is het rendement 205 dollar. De uitgaven liggen dan nog steeds tussen de 450 en 550 dollar. In februari 1989 is haar rendement gestegen tot 315 dollar, en de uitgaven zijn nog steeds hetzelfde.
maandelijks $
Inkomsten, uitgaven en rendement van Marcia Meyer
De stijging in rendement komt niet alleen doordat het inkomen ondertussen is gestegen, maar ook door het wonder dat ‘rente op rente’ heet. Een andere naam daarvoor is samengestelde interest. Het geld dat je spaart gaat naar een spaarrekening en daarop krijg je rente. De uitgekeerde rente komt natuurlijk ook bij je werkkapitaal en daarover ontvang je weer rente, enzovoort.
Ook al is het bedrag dat je maandelijks spaart steeds hetzelfde, bijvoorbeeld tweehonderd euro, de rendementslijn zal, ook bij gelijkblijvende rente, met een kromming extra omhoog gaan. Het zou te ingewikkeld worden als je het feitelijke rendement telkens precies moest uitrekenen. Door de toepassing van de formule krijg je een aardige indicatie. Jaarlijks, of zoveel vaker als je wilt, maak je de balans op en kan je de precieze omvang van je werkkapitaal uitrekenen. En in dat nieuw berekende werkkapitaal is alle ontvangen rente en ander rendement opgenomen. Dat heeft de bank netjes voor je uitgerekend. Vanaf dat moment hanteer je dat werkkapitaal als uitgangspunt en tel je er de maandelijks gespaarde bedragen bij op.
Op een bepaald moment, als je redelijk zicht hebt op inkomsten en uitgaven, kun je de rendementslijn in de toekomst projecteren.
Je weet hoe je uitgavenlijn loopt, want die is nu steeds ongeveer op hetzelfde niveau, of gaat nog beetje bij beetje omlaag. Als je ook zicht hebt op de ontwikkeling van je inkomsten in de toekomst, kun je de rendements-lijn uitrekenen. Het is verstandig om hier voorzichtige schattingen te maken: de inkomsten niet te hoog, de uitgaven niet te laag. Met enig rekenwerk moet dit lukken. Een computer met een spreadsheetprogramma is daarbij overigens een handig hulpmiddel.
Het is logisch dat beide lijnen elkaar op een bepaald moment kruisen. Dat punt noemen we het‘hoerapunt’. Voorbij dat punt is het maandelijkse rendement hoger dan het bedrag dat je uitgeeft en kun je stoppen met werken voor geld. Het hoerapunt is het punt waarop je echte fmanciële onafhankelijkheid bereikt. Vanaf dat moment is er een stabiel inkomen dat in al je uitgaven voorziet.
In het volgende hoofdstuk zal blijken dat dit punt vaak nog sneller bereikt kan worden dan je op grond van deze projectie zou verwachten.
Projectie van het hoerapunt
Nog een afzienbare periode werken voor geld Voor veel mensen brengt het idee dat er nog maar een beperkte periode gewerkt hoeft te worden, ongeloof teweeg. Je bent opgevoed met het idee dat je tot je 65ste moet werken. Alleen als je geen werk kunt vinden of als je ziek bent, komt er een spaak in het wiel. Het geld dat je ondertussen als werknemer verdient, of het nu veel of weinig is, wordt opgemaakt, want daar leef en werk je voor. Hoogstens spaar je wat voor eventualiteiten of voor je oude dag. Zo zag en ziet de wereld er voor de meeste mensen uit. Dat je met niet al te veel moeite, door het volgen van een soort boekhoudmethode, jaren eerder met pensioen zou kunnen gaan, is echt een verrassing. Wij konden het in ieder geval nauwelijks geloven toen we na een paar jaar sparen, tijdens het schrijven van de eerste druk van dit boek, begonnen met het maken van rekensommen, wanneer we zouden kunnen ophouden met werken. Inmiddels weten we het zeker, het kén. Vanaf het jaar 2000 was het voor ons niet meer echt nodig.
Voor ons kwam dat besef (en later de werkelijkheid) behoorlijk hard aan. Het zette eigenlijk alles op zijn kop. Ik had een vrij duidelijk beeld van mijn toekomst. Werken tot mijn 65ste jaar, weliswaar parttime, maar toch net als mijn beide ouders tot de pensioengerechtigde leeftijd. Mijn moeder was als onderwijzeres in het laatste jaar wegens ziekte afgekeurd. Dat was vervelend genoeg. Mijn vader had het als bloemist/ hovenier tot het laatst toe kunnen volhouden. Zo zou het mij ook gaan, dacht ik.
Verder maakte ik me weinig illusies over 'mijn oude dag’ wat geld betreft. Ik had bijna altijd parttime gewerkt, bij verschillende werkgevers, en er was sprake van diverse pensioenbreuken. Mijn inkomen was nooit geweldig geweest. Naast mijn aowzou ik over een karig pensioen kunnen beschikken, aangevuld met wat spaargeld. Zo zag het er ongeveer uit.
Rob bleek ongeveer eenzelfde scenario te hebben. Zijn pensioenvooruit-zichten waren ietsbeter, maar ook niet denderend. En nu zaghet ernaar uit dat we, lang voor ons 65ste levensjaar, zouden kunnen stoppen. We konden het niet geloven en rekenden alles nog een paar keer na. Het klopte echt, zelfs als we met allerlei eventualiteiten rekeninghielden. Als wenü prettig konden leven van een bescheiden bedrag, dan hoefde dat later niet het geval te zijn. We hielden er daarom rekening mee dat we met het stijgen der jaren telkens iets meer nodig zouden hebben. Hogere verwarmingskosten, meer tijd om geld uit te geven, een ander huis?
Weer nieuwe berekeningen, tabellen en grafieken werden door Rob gemaakt. Hij werd er af en toe helemaal opgewonden van. We merkten ook dat we ons een beetje geneerden. We verdienden goed, kondengoed-koop leven en daardoor veel overhouden en straks ook nog eerder met pensioen... Alsof we ons moesten schamen voor het feit dat we het geld dat we zelf verdienen nu niet meer allemaal uitgeven zoals vroeger, maar voor een groot deel sparen.
Wanneer je nog maar een korte periode hoeft te werken in plaats van ‘tot je vijfenzestigste’, dan heeft dat ook tot gevolg dat je houding ten opzichte van werk verandert.
Onze eerste reactie was: 'Natuurlijk stoppen we ermee zodra het kan' en: 'Dan kunnen we allerlei werk blijven doen, maar zijn we in de keuze ervan vrij. Geld speelt dan totaal geen rol meer. We kunnen ook werk doen dat geen cent oplevert, maar dat we leuk, of belangrijk vinden.’
Na een tijdje begon het Rob te irriteren dat hij, ah betrekkelijk jonge vent, ‘met pensioen’ zou gaan. Alsof hij daarmee ook opeens oud en overbodig zou zijn. Er kwam verzet. 'Misschien kan ik wel stoppen met werken, maar wil ik het helemaal niet. Ik vind werk juist leuk. Dat laat ik me niet zomaar afpakken.’ Het was verwarrend. Vroeger had je geen keus. Je moest gewoon werken. Nu was er opeens de vrijheid om te werken, ermee te stoppen of iets heel anders te bedenken. Want je zou toch iets moeten met al die tijd en energie, die er hopelijk overeen paar jaar ook nog is.
Als je echt tot je door laat dringen dat je binnen afzienbare tijd niet meer voor geld hoeft te werken, dan is er dus grote kans dat je hevige gevoelens krijgt. Het kan enorm aanspreken en je fantasie prikkelen: allerlei mogelijkheden passeren de revue. Je denkt erover na, praat erover met je partner en vrienden, je bent er helemaal vol van. Het lijkt wel of er een bron is aangeboord, waaruit van alles naar boven komt borrelen. Een heel andere ervaring is ook mogelijk. Als je altijd hard gewerkt hebt, nauwelijks vrienden hebt of weinig of geen hobby’s, dan kan het idee van ‘werkloos’ zijn paniekgevoelens losmaken. Wat moet je met al die vrije tijd, hoe krijg je de dag, de week, het jaar in hemelsnaam om? Je bent bang in een gat te vallen. Je hoort die verhalen ook regelmatig over mensen die‘normaal’ op 65-jarige leeftijd met pensioen gaan. De één stort zich in het verenigingsleven en komt tijd te kort, de ander slijt de dagen achter de geraniums en zit zichzelf (en zijn partner) in de weg.
Een geleidelijke overgang is aan te raden, als werken en de structuur die het biedt heel belangrijk voor je is. Misschien werk je liever door, maar wil je wel een uurtje eérdèr naar huis dan voorheen, of halve dagen werken. Ander werk zoeken dat je leuker vindt, en waar je minder verdient, hoort ook tot de mogelijkheden, evenals voor jezelf beginnen. Door financiële onafhankelijkheid kun je je dat allemaal permitteren.
Het kan ook zijn dat je gewoon door wilt werken en de opbrengst daarvan een bepaalde bestemming wilt geven. Zelf heb je niet meer nodig, je levensstijl veranderen wil je niet, maar je vindt het een geweldig idee om het geld dat overblijft weg te schenken, of een gedeelte ervan. Misschien ben je lid van een kerkgenootschap of een milieu- of belangenorganisatie. Die doen zulk goed werk, dat je daar graag een flinke financiële bijdrage aan levert. Er zijn doelen genoeg.
Niet meer hoeven werken voor geld kan betekenen dat je eindelijk datgene kunt gaan doen wat je altijd al wilde. Een boek schrijven over oude gereedschappen, rondleidingen geven in natuurgebieden, een kinderkoor oprichten, of iets heel anders. Misschien wil je liever een studie volgen aan de Open Universiteit, leren omgaan met een computer of een reis maken naar de Stille Zuidzee.
Financiële onafhankelijkheid bereiken en stoppen met werken hoeft niet het doel op zich te zijn. Voor de meeste mensen is het dat ook niet, zeker niet in het begin. Je wilde gewoon wat eenvoudiger leven, minder schulden hebben, of iets kunnen sparen. Maar als je er langere tijd mee bezig bent, en het hoerapunt nadert, zouden je ideeën wel eens kunnen veranderen. Wie weet wat je dan wilt.
Financiële onafhankelijkheid en nog iets meer
Met het bereiken van het hoerapunt kun je uit het rendement van je kapitaal je levensbehoeften, op het peil dat je dan al jaren hebt, bekostigen. Toch is het niet aan te raden om op dat moment direct te stoppen. Er kan altijd een situatie ontstaan waarin je meer geld nodig hebt. Je kunt lange tijd ziek worden of minder valide. Dan heb je misschien een auto nodig, terwijl je nu alles op de fiets doet. Of je moet een duur dieet volgen, om van andere medische kosten - die niet vergoed worden - maar te zwijgen. Daarom is het beter gewoon door te gaan totdat je een extra bedrag bij elkaar hebt voor onvoorziene omstandigheden. Over dat ‘vangnet’ is meer te lezen in hoofdstuk 9.
Als je weet dat je het hoerapunt op afzienbare termijn kunt bereiken, is dat niet zomaar iets. Het betekent dat je minder bang hoeft te zijn voor de toekomst. Als er nu een reorganisatie plaatsvindt op je werk en jij behoort tot de mensen die moeten vertrekken, dan is dat geen ramp. Je hebt ervoor gezorgd dat je jezelf kunt redden. Daarbij komt nog dat je in Nederland bijna altijd recht hebt op een werkloosheidsuitkering, wachtgeldregeling en/of andere schadeloosstelling. Samen met je rendements-inkomen zit je dan op rozen, terwijl je collega’s, in het geval van een werkloosheidsuitkering, opeens teruggaan naar zeventig procent van hun laatst verdiende inkomen. Zij hebben bovendien geen ervaring met consuminderen. Het is een groot verschil of je door de omstandigheden gedwongen terug moet gaan in consumptie of dat je daar zelf, in alle vrijheid, voor hebt kunnen kiezen.
Over Marcia Meyer, wier grafiek eerder in dit hoofdstuk ter sprake kwam, lazen we in het blad Valley News van juli 1995 dat ze er iets meer dan vijf jaar over heeft gedaan om financiële onafhankelijkheid te bereiken. Op de leeftijd van 45 jaar stopte ze met betaald werk. Daarna is ze verschillende dingen gaan doen. Ze werkt als vrijwilliger bij de plaatselijke bibliotheek, verzorgt dieren, organiseert van alles en nog wat, en... ze heeft tijd om naar iemand te luisteren ais dat nodig is. Via het stappenplan heeft Marcia haar financiële onafhankelijkheid bereikt, net als veel andere Amerikanen die de cursus volgden.
Een arbeidsplaats voor een ander Wanneer je door het bereiken van het hoerapunt eerder stopt met werken komt er een arbeidsplaats vrij. Jij neemt die plek niet langer in beslag. Daar kan een ander van profiteren, iemand die misschien al een tijd werkloos is. Zo vindt er een herverdeling plaats, die voor degene die je opvolgt, en voor de hele maatschappij, alleen maar gunstig is. Een ander krijgt een kans en hoeft geen uitkering te ontvangen.
In het blad Straatnieuws van juli/augustus 1995 is te lezen dat meneer Van der Biezen er op zijn 52ste mee ophoudt, na dertig jaar in Utrecht een huiswerkinstituut te hebben gerund. Hij vertrekt samen met zijn vrouw naar het Griekse eiland Zakynthos.
Al ruim tien jaar gaat Van der Biezen daar naartoe op vakantie. Hij kocht een huisje, dat hij opknapte met het idee om er na zijn pensioen naar toe te gaan. Maar hij wil niet wachten tot hij 'krakkemikkig’ is.
Van der Biezen is van mening dat meer mensen op vroegere leeftijd vrijwillig zouden moeten stoppen met werken. Ze bewijzen er zichzelf een goede dienst mee, maar ook anderen. Het kan een impuls zijn voor de werkgelegenheid. ‘Zorg voor een goede opleiding en probeer in kortere tijd voor de tijd na het werken te zorgen.’ Van der Biezen heeft het in zijn omgeving vaak genoeg gezien; mensen die op hun 65ste de eindstreep haalden, maarwaarde fut compleet uitwas. Of ze konden er maar een paar jaar van genieten. Werken is volgens hem een zegen, maar het is niet zaligmakend.
Tijd voor jezelf Financiële onafhankelijkheid kan ook gebruikt worden om, op de leeftijd dat je nog gezond bent en energie hebt, datgene te doen waar je nu niet aan toe komt. Reizen, cactussen kweken, al je foto’s inplakken, corresponderen met Oost-Europeanen, elke week twee cryptogrammen oplossen of trainen voor de Vierdaagse. Al die dingen waar nu geen tijd voor is, omdat je een baan hebt. Soms gaat het om iets heel simpels. Een journaliste van Opzij hield een interview over de Vrekkenkrant. Ze was behoorlijk jaloers toen ze hoorde dat wij korter waren gaan werken. ‘Dat zou ik ook zo graag willen, maar het is onmogelijk. In mijn werk is het altijd druk. Aan een heleboel leuke werkjes, zoals zelf koekjes bakken, kom ik echt niet toe.’ Als je zoiets hoort, dan lijkt dat even heel absurd. Iemand die geslaagd is in het leven, leuk werk heeft, erkenning krijgt en waarschijnlijk redelijk verdient, kan geen tijd vrijmaken om een keer koekjes te bakken.
Tijd voor anderen Tijdgebrek wordt ook vaak genoemd als het gaat om familie en vrienden. ‘Als ik wat meer tijd had, dan kwam ik vaker langs.’ Het werk is weer het excuus, en het wordt door de ander geaccepteerd. Werk gaat nu eenmaal voor; er moet geld verdiend worden. Soms hoor je een verhaal waardoor je je plotseling realiseert hoe belangrijk het is dat er mensen zijn die wél tijd hebben.
Mare is al lang werkloos. Een gedeelte van zijn tijd werkt hij als vrijwilliger hij een ideële organisatie. Na zijn scheiding woont hij zelfstandig en moet hij nu ook voor zichzelf zorgen. Dat betekent boodschappen doen, wassen en koken. Toch blijft er nog veel tijd over. Soms heeft hij het er moeilijk mee, maar hij wil niet 'zielig zitten kniezen’. Op zijn verjaardag kocht hij gebakjes die hij meenam naar een blinde vriend: een oude man die hij op een van zijn fietstochten had leren kennen. Hij bracht een lang bezoek, de gebakjes werden genuttigd en ze maakten een wandeling door het dorp. 'Bijna niemand heeft daar tijd voor. Hij vond het prachtig. Ik hield zijn hand vast en ik liet hem bijvoorbeeld aan de bomen voelen. Hij heeft me van alles verteld over zijn leven en over zijn beroep als boer. We hadden samen een geweldige avond.’
Financiële onafhankelijkheid kan ook betekenen dat je tijd hebt om als vrijwilliger te gaan werken. Dat werk heeft als voordeel dat je je niet vastlegt, je kunt er altijd mee stoppen. Je kunt het eerst een poosje op proef doen en je hebt geen ‘opzegtermijn’, al is het prettig als je niet van de ene op de andere dag verstek laat gaan. In onze samenleving heeft vrijwilligerswerk lang niet het aanzien van betaald werk en dat is jammer. Soms hoor je het argument dat een vrijwilliger op de plaats zit van iemand die er anders voor betaald zou worden. Dat is theoretisch mogelijk, maar in de praktijk gaat het bijna altijd om werk dat anders niet gedaan kan worden, omdat er geen geld voor is. Het zou misschien beter zijn als dat werk betaald kon worden, maar met die constatering komen we niet veel verder. Dat is net zoiets als zeggen dat het beter is dat er nergens oorlog is of honger heerst.
Zonder vrijwilligers wordt veel belangrijk werk niet gedaan, en hebben veel organisaties geen bestaansmogelijkheid. Ga maar eens na in je directe omgeving hoeveel werk er door vrijwilligers verzet wordt. Collecteren voor de Hartstichting, kleding sorteren bij de Emmauswinkel, brieven schrijven naar politieke gevangenen voor Amnesty International, boodschappen doen voor zieke mensen in de buurt via de Burenhulporganisa-tie, assisteren bij het zwemmen van gehandicapten, koffie schenken in een opvangcentrum voor vluchtelingen, telefoondiensten draaien bij de Kindertelefoon en ga zo maar door. Soms gaat het om eenvoudig werk, waar geen speciale kennis of vaardigheid voor nodig is, maar dat is lang niet altijd het geval. In het blad Kritisch Consumeren lees ik net een oproep voor een redacteur, een voedingskundige en een PR-medewerker. Elk voor 24 uur per week op vrijwillige basis. Hier gaat het om gespecialiseerd werk waar opleiding en ervaring meetellen en waarvoor je moet solliciteren, net als bij betaald werk.
Je hoeft je niet te beperken tot één vrijwillige activiteit als je veel tijd beschikbaar hebt.
Adrie knutselt graag. Hij graveert glas, is goed in figuurzagen en hij maakt van alles voor zijn kinderen, kleinkinderen en verdere familie.
Op zijn zestigste ging hij met pensioen. Hij kreeg nog meer tijd voor zijn hobby. Voor het Rode Kruis maakt hij nu puzzels, speelgoed, schilderijtjes en kapstokjes. De materiaalkosten worden vergoed, de opbrengst van de verkoop van de artikelen gaat naar het Rode Kruis. Op donderdagmiddagen organiseert hij samen met zijn vrouw een spelletjesmiddag in het bejaardenhuis van het Leger des Heils en af en toe speelt hij chauffeur voor Tafeltje Dekje, als de vaste chauffeur (ook een vrijwilliger) verhinderd of met vakantie is.
Met vrijwilligerswerk verdien je geen geld, maar je krijgt er wel wat voor terug. Voor de een is dat contact met andere vrijwilligers of iets nuttigs doen voor een medemens. Voor een ander is het dat je leert of iets aanpakt en verandert op maatschappelijk gebied.
Marina werkt al jaren als betaalde kracht in een buurthuis in Den Haag. Een belangrijk deel van het werk wordt er door vrijwilligers gedaan. Naailessen, kooklessen en taallessen worden gedeeltelijk door vakkrach ten en gedeeltelijk door vrijwilligers gegeven. Daarnaast zijn er vrijwillige gastvrouwen en gastheren, die voor koffie en thee zorgen bij allerlei activiteiten. Door de bezuinigingen van de laatste jaren is de inzet van vrijwilligers volgens Marina absoluut onmisbaar. Twee keer per jaar biedt het buurthuis hen een gezellige dag aan met een etentje of iets dergelijks. Verder is de koffie en thee gratis en reis- en onkosten worden vergoed.
Het vrijwilligerswerk dat je kiest is afhankelijk van de leeftijd waarop financiële onafhankelijkheid bereikt is. Als je veertig bent is er waarschijnlijk meer energie beschikbaar dan op je zestigste. Aan de andere kant zie je ook dat er mensen zijn die zich op zeer hoge leeftijd nog graag nuttig maken, belangrijk werk doen en zich daar prettig bij voelen.
Bets is 89 jaar en woont sinds een aantal jaren met haar man in een bejaardentehuis. Zij had altijd al een passie voor boeken en lezen en na haar pensionering als onderwijzeres ging ze daarmee door. Van boeken die haar bijzonder interesseren maakt ze uittreksels. Met behulp van
die uittreksels houdt ze lezingen voor de Zusterkring van de Doopsgezinde Kerk en andere groepen. Ook gaat ze af en toe voorlezen bij bewoners van het huis die zelf niet meer kunnen lezen.
Gé is al jaren actief in het vluchtelingenwerk in zijn woonplaats.
Ondanks zijn hoge leeftijd doet hij erg veel. Hij schrijft brieven, telefoneert, bemiddelt bijhetzoeken naar werk en gaat achter allerlei instanties aan. Het werk is voor hem en zijn vrouw soms emotioneel belastend, vooral als het langdurig tegenzit. Toch is de voldoening groot als eindelijk een verblijfsvergunning wordt verleend, een huis wordt toegekend of gezinshereniging plaatsvindt. Met de mensen waar hij zich voor inzet ontstaat bijna altijd een hechte band.
Je hoeft niet alleen oudere mensen tot voorbeeld te nemen als het gaat om het kiezen van vrijwilligerswerk.
Edwin is 26 jaar. Hij is een aantal keren meegegaan met een reis van de Henri Dunant. Een hospitaalschip dat accommodatie biedt aan zieke en invalide mensen die op vakantie gaan. De mensen moeten met bijna alles geholpen worden. Soms gaan ze met rolstoelen van boord voor een 'wandeling’ door een mooi dorp. Veel reizigers zijn al jaren niet op vakantie geweest, en voor hen is het een geweldige belevenis. Edwin: 'Je moet behoorlijk hard werken, maar het contact met de andere vrijwilligers en de patiënten is heel gezellig. Het geeft je een heel goed gevoel als je merkt dat je iets voor een ander kunt doen.’
Voordelen van vrijwillig werk Vrijwilligerswerk onderscheidt zich van betaald werk op een aantal gebieden. Je krijgt er niet voor betaald, dat is logisch, en je kunt er gemakkelijk mee stoppen.
Maar er zijn meer voordelen. Je kunt zelf kiezen wat je leuk vindt en iets heel anders doen dan je ooit in een betaalde baan hebt gedaan. Je kunt soms een bepaald vak of vaardigheid leren en er ervaring in opdoen. Een vriendin van ons werkte eerst in een weverij van vloerkleden en daarna leerde ze antieke gobelins restaureren. Als je eigenlijk altijd al journalist had willen worden, dan kun je nu vrijwillig journalistiek werk doen voor het blad van het buurthuis, de milieuorganisatie of zelf een tijdschrift oprichten en vol schrijven.
Bij vrijwilligerswerk is er geen sprake van een echte gezagsverhouding. Men kan je niet dwingen iets te doen waar je geen zin in hebt. Je moet het zelf willen. Maar je kunt niet zomaar je gang gaan. Als je je opgeeft bij het
Zuid-Hollands Landschap om te helpen bij het knotten van wilgen, dan is het logisch dat je de instructies van een vakkracht serieus neemt en opvolgt.
Als vrijwilliger kun je je eigen tijd indelen en kiezen. Als je alleen in de wintermaanden beschikbaar bent, zoek je voor die periode werk. Of als je één ochtend per week iets wilt doen of een dag, dan zoek je daarnaar. Dat lijkt misschien weinig, maar in een aantal uren kun je al twee zieke mensen bezoeken, je kunt computerles geven aan huisvrouwen of taalles aan vluchtelingen.
En er zijn bijna altijd materiële voordelen. Je hoeft zelf de kachel niet te stoken of je krijgt korting op bepaalde spullen. Bij Emmaus Den Haag werkte ik in een grote groep vrijwilligers. Deze mensen werden altijd rijkelijk voorzien van koffie en thee en de mensen die een hele dag achter elkaar werkten kregen ’s middags een broodmaaltijd aangeboden. Een vrijwilliger bij een biologische winkel krijgt vaak groenten en andere producten mee die niet meer geschikt zijn voor de verkoop, maar nog goed eetbaar zijn. Vrijwilligers bij De Kleine Aarde kwamen een paar weken op het project wonen om te helpen in de tuin of bij een verbouwing. Zij kregen kost en inwoning en reiskosten vergoed.
De gelukscurve opnieuw bekeken
Laten we de gelukscurve uit hoofdstuk 1 nu nog eens bekijken.
Na een bepaald punt kun je nog wel kopen en consumeren, maar het levert geen extra bevrediging meer op. Sterker nog, meer consumptie levert dan juist minder bevrediging op. Bezit wordt ballast en kost meer dan het oplevert. Door te consuminderen heb je minder levensenergie nodig voor je uitgaven. Dat betekent dat er meer energie over is voor andere dingen. Misschien gebruik je die energie in de eerste plaats nog om het hoerapunt te bereiken, maar hoe dichterbij dat komt - en erna helemaal - hoe meer vrije tijd je hebt.
In die extra tijd ligt de sleutel om meer bevrediging te krijgen dan met consumeren alleen mogelijk was. Je kunt je nu, veel meer dan voorheen, inzetten voor doelen die verder gaan dan het persoonlijke belang. Dat is een bijzondere ervaring, waarbij het niet onwaarschijnlijk is dat je geluksgevoel toeneemt in een mate die met geld uitgeven niet meer te bereiken was. In plaats van naar beneden te buigen, kan de grafiek verder omhoog gaan. Naar welke kant dat is, hangt van je persoonlijke keuze af.
De gelukscurve: na de consumptie
Wanneer je geld blijft verdienen na het hoerapunt, zou je dat zonder meer kunnen schenken aan mensen en doelen waar je hart naar uitgaat. En als je, na het hoerapunt niet meer verdient dan je zelf nodig hebt, kun je tijd schenken aan doelen van je keuze.
Door te geven, of het nu geld, tijd of aandacht is, voel je je rijk. Je bent dan een soort ‘vrijgestelde’, iemand die echt kan ingaan op verzoeken uit de omgeving. Je hoeft niet op alles‘ja’ te zeggen. Het gaat om je persoonlijke levensenergie en de hoeveelheid daarvan is nu eenmaal niet oneindig groot.
Wat je ook schenkt aan de wereld: je gelukscurve zal er heel anders gaan uitzien.
Wij kunnen inmiddels uit eigen ervaring vertellen hoe 'het leven na het hoerapunt’ is. Doordat deze cursus in Amerika al jarenlang gegeven wordt, is men daar al heel wat verder. Vicki Robin, de schrijfster van Your Money or Your Life, bracht ons in augustus 1995 een bezoek.
Ze was op doorreis op weg naar een uitnodiging in Hongarije, om tijdens een internationaal congres, dat door Dennis Meadows en zijn vrouw was georganiseerd, een toespraak te houden over de aantrekkelijkheid van ‘leven in eenvoud’. Vicki is al sinds haar 25ste financieel onafhankelijk Daarom wil ik de kans haar een aantal vragen te stellen over haar ervaringen daarmee, niet voorbij laten gaan.
VICKI ROBIN EN DE NEW ROAD MAP FOUNDATION
hanneke: Wat betekent financiële onafhankelijkheid voor jou?
vicki: Mijn dagelijkse bezigheden hebben in geen enkel opzicht te maken met geld verdienen. Ik verricht alleen werk dat in overeenstemming is met datgene wat ik belangrijk vind. Iedereen heeft volgens mij een bepaalde opdracht in het leven. Daarbij denk ik niet direct aan grote zaken, zoals het voorkomen dat er een bepaalde diersoort uitsterft, of een geneesmiddel uitvinden tegen kanker. Mijn doel is om mensen te helpen om minder geld uit te geven. Omdat het beter is voor het milieu, maar ook voor het persoonlijke leven. Als iemand zich beter kan redden en gelukkiger wordt, is dat ook voor de mensen in de omgeving van die persoon prettig.
Samen met een aantal anderen werk ik voor de New Road Map Foundation. We wonen in een huis dat we helemaal afbetaald hebben; alle tijd en energie die we beschikbaar hebben schenken we aan deze organisatie. Het is heel vreemd, ik kan net zo goed zeggen dat ik altijd werk, als dat ik altijd vakantie heb. Er is weinig verschil. Ik doe prettig werk en ondertussen ben ik zo vrij dat het op vakantie lijkt.
h.: Werken voor de New Road Map Foundation vind ik niet zo’n bescheiden doel. Je helpt mensen op het persoonlijke vlak en ondertussen wil je ook nog de wereld redden van de ondergang. Had je ook beperkter doelen toen je financieel onafhankelijk werd?
v.:Ja, ik leerde mezelf van alles en nog wat. Groente verbouwen op een stuk land van ruim tweeduizend vierkante meter. En ik leerde om een motor in elkaar te zetten van losse onderdelen. Met een handleiding erbij lukte dat. Ik ben er maanden lang een paar uur per dag mee bezig geweest Toen hij klaar was heb ik er jaren op kunnen rijden. Het onderhoud deed ik zelf. Wat ik daarvan leerde was, dat ik mezelf op technisch gebied, met behulp van een handleiding, veel kan leren. Dat gaf me behoorlijk wat zelfvertrouwen.
O ja, ik leerde ook om mijn eigen haar te knippen en dat van andere mensen in mijn omgeving. Een vriendin knipte eerst mijn haar, maar ze ging verhuizen. Voor ze vertrok leerde ze mij hoe het moest Het is leuk om dingen voor elkaar te doen zonder dat geld een rol speelt. Je doet ze omdat je een relatie hebt met elkaar. Iets doen voor iemand, als ik merk dat hij of zij iets nodig heeft, is heel erg prettig. Het kan om kleine dingen gaan, een klusje, iets opruimen. Ik kan op mijn beurt hulp vragen aan andere mensen. Dat noem ik echte rijkdom. Weten dat je vrienden hebt die voor je klaarstaan, die bereid zijn iets voor je te doen als het nodig is of alleen maar gezellig. Door niet steeds naar een winkel te rennen en iets te kopen, meer zelf te doen of aan anderen te vragen krijg je meer contacten. Zo simpel is het
h.: Wat deed je vroeger voor werk?
v.: Mijn werk lag in de film- en tv-wereld. Op een bepaald moment kwam ik erachter dat ik koste wat kost carrière wilde maken. Ik moest en zou de top bereiken en ik schrok er niet voor terug om al mijn relaties daar ondergeschikt aan te maken. Het was voor mij heel gewoon om mensen te manipuleren en te gebruiken voor dat doel. Dat was een pijnlijke ontdekking en ik was er erg ontevreden over. Toen ik Joe Dominguez leerde kennen en zijn spectaculaire inzichten over financiële onafhankelijkheid, realiseerde ik me dat ik dat werk eigenlijk helemaal niet nodig had. Ik had al wat spaargeld en met een kleine erfenis die ik kreeg, besloot ik op mijn 25ste om te stoppen met dat werk. Mijn werkkapitaal was nog geen honderdduizend dollar, maar sinds die tijd heb ik van de opbrengst ervan kunnen leven. In al die jaren heb ik er zelfs nog bij gespaard.
h.: Je hebt nu ook de ‘top’ bereikt Je schreef met Joe samen een bestseller. Je wordt overal gevraagd voor lezingen en interviews; je bent in de Oprah Winfrey-show geweest
v.: Deze manier van succes hebben bevalt me beter. Ik denk dat het komt omdat ik niet zo snel opgeef. Ik ben erg optimistisch en een doorzetter. Veel mensen geven snel op. Ze zeggen bijvoorbeeld dat het zo moeilijk is om voordelig te wonen of voordelig op vakantie te gaan. Wij woonden een tijd in een camper en zetten hem neer op plekken waar je niets hoefde te betalen. De afgelopen tijd heb ik welgeteld in tien verschillende huizen kunnen wonen. Allemaal huizen van andere mensen, die leegstonden omdat ze zelf op vakantie waren, omdat het hun tweede huis is, waar ze een oppas voor zochten, of omdat er iemand overleden was. In één geval voor een periode van een halfjaar achter elkaar. Op de prachtigste plekjes, in de mooiste huizen.
Er zijn meer mogelijkheden dan je denkt. Een ander zegt zoveel te betalen voor de telefoon. Ik sta vroeg op en voer alle interlokale gesprekken met de andere kant van Amerika, tussen zes en acht uur 's ochtends, dan is er een voordelig tarief.
h.: Wat doen jullie met het geld dat er binnenkomt van het boek en andere activiteiten?
v.: Alle mensen die bij de New Road Map Foundation werken zijn financieel onafhankelijk en hebben dat geld niet nodig. De opbrengst van de cursussen en andere activiteiten gaat naar de Foundation. Daarmee helpen we onder meer vrijwilligersorganisaties met kleine bedragen van vijfhonderd tot maximaal tweeduizend dollar voor bureaukosten en dergelijke. Het liefst steunen we mensen en organisaties die echt enthousiast zijn. Bij wie je merkt dat er sprake is van een soort gedrevenheid.
h.: Hebben jullie ook wel eens last van negatieve reacties?
v.:Ja, af en toe. Na de Oprah Winfrey-show was dat het geval. Mensen voelden zich bedreigd of waren boos. Ze zijn zo gewend om te klagen en anderen de schuld te geven van hun slechte financiële situatie, dat ze het vervelend vinden als iemand dat probeert ‘af te pakken’. Ze willen liever blijven klagen dan hun manier van leven veranderen. Daarbij komt dat er een hele generatie is opgegroeid van mensen die vinden dat zij als Amerikaan recht hebben op een bepaalde luxe.
Als er geen geld is om iets te kopen, gebruiken ze hun creditcards. Ze leven boven hun stand, met alle gevolgen van dien. Toch is er de laatste tijd een grotere sociale waardering voor het werk dat wij doen. We krijgen veel publiciteit en zeer lovende artikelen in grote bladen. Het idee dat
er voor iedereen werk te vinden is, begint af te nemen. Overal verdwijnen banen. Er is weinig zekerheid over de toekomst. Steeds meer mensen willen niet langer lijdzaam afwachten tot ze op straat gezet worden.
De noodzaak tot sparen en ‘downsizing’ neemt toe. Je merkt dat er langzaamaan een mentaliteitsverandering op gang komt Als iemand een compliment maakt over je leuke blouse, dan mag je nu trots roepen dat je deze voor één dollar bij de thriftshop hebt gekocht Dat was vroeger ondenkbaar.
De New Road Map Foundation stelt het probleem van de overconsumptie, en de gevolgen daarvan, op allerlei manieren aan de orde. Vooral door duidelijk te maken dat een beperking van de consumptie de kwaliteit van het leven juist vergroot. Dat doet ze door middel van voorlichting, cursussen, publicaties, beïnvloeding van publieke opinie en politiek. Inmiddels zijn de medewerkers, door het succes van hun boek, veelgevraagde sprekers tot aan conferenties van de Verenigde Naties toe. Een van hun motto's is: 'Consumeless for the sake of all life.' Meer informatie: New Road Map Foundation. P.O. Box 15981, Seattle, wa 98115, USA. W: www.newroadmap.org
De laatste stap van dit boek gaat over het zorgvuldig beheren van je werkkapitaal waardoor, na het bereiken van het hoerapunt, een ruim voldoende inkomen - tot in lengte van jaren - verzekerd is.
Maar dat is toch rentenieren? Is dat wel verantwoord? Wat zullen mijn vrienden zeggen als ik hen dat vertel? En wil ik eigenlijk wel steeds bezig zijn met speculeren en beleggen? Trouwens, het is in Nederland helemaal niet mogelijk om van je geld te leven. Daar zorgt de belasting wel voor! Of moet ik soms mijn geld in Liechtenstein of op de Antillen naar de bank brengen?
Dit zijn enkele eerste reacties die we hadden op het idee dat we zouden kunnen ‘leven van ons geld’. En zo reageren andere mensen ook: ‘Dat kan niet, daar moet een luchtje aan zitten.’ Ook hier lopen we tegen dezelfde ideeën aan als in de vorige hoofdstukken. Als je je inkomen ‘krijgt’ zonder ervoor te werken, dan klopt er iets niet. Dat geldt niet alleen voor een uitkering ontvangen, maar ook voor rentenieren. Dat is niet terecht. Als we die achterhaalde ideeën loslaten, zal snel blijken dat er niets mis is met‘leven van je geld’. Sterker nog, er zitten veel positieve kanten aan, voor de samenleving als geheel en voor jezelf.
Zonder dat we het ons realiseren worden we allemaal, vroeger of later, rentenier. Ons leven lang betalen we premie voor de aow, via het loon-strookje of direct aan de inspecteur van de belastingen. Het zit met de aow wel wat ingewikkelder in elkaar, maar het komt er toch op neen je hele leven lang spaar je voor je ‘oude dag’. Dat is nog duidelijker met pensioenen. Bijna alle werknemers betalen, al of niet samen met hun werkgever, pensioenpremie voor een aanvulling op de aow. De pensioenpremies komen terecht in pensioenfondsen. Dat zijn instellingen die alle gestorte gelden zo goed mogelijk beheren en die uit de resultaten daarvan wordt ons pensioen te zijner tijd betaald. En zo is het ook met andere
spaarvormen zoals koopsommen, speciale verzekeringen en lijfrenten. Het komt-steeds op hetzelfde neer. Je zet nu een deel van je inkomen apart voor later. Zolang je dat geld apart hebt staan zorg je er vanzelfsprekend voor dat het zo veilig mogelijk is opgeborgen en dat het rendement zo hoog mogelijk is, binnen bepaalde grenzen die voor jou aanvaardbaar zijn. Zelfs al heb je alleen een paar duizend euro op een spaarbankboekje: op het geld dat je nu niet uitgeeft ontvang je rente. Een inkomen dus, uit je kapitaal.
Dat je op allerlei manieren betrokken bent bij sparen en beleggen dringt niet zo erg door, omdat we dat in Nederland allemaal overlaten aan de overheid, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en banken. Je hebt de zaak weliswaar bijna geheel uit handen gegeven, maar je profiteert of zal gaan profiteren van de vruchten ervan. Waarom wordt er dan zo negatief aangekeken tegen mensen die dat proces in eigen hand nemen? Mensen die niet tot hun 65ste wachten met ‘genieten van hun oude dag’?
Verantwoord rentenieren Rentenieren heeft een slechte naam, omdat er een beeld aan gekoppeld is van kolonialen of industriëlen die schatrijk zijn. Zij hebben hun geld verdiend ten koste van bloed, zweet en tranen van anderen. Onsympathieke mensen, profiteurs zonder gewetenswroeging.
Dit soort mensen zal helaas altijd bestaan, maar dat betekent niet dat iedere rentenier zo is. Wat we in dit boek voorstellen heeft daar in ieder geval niets mee te maken. Het is iets volkomen anders als je ervoor kiest om je uitgaven bewust te beperken en van je inkomsten een deel te sparen, waardoor je later van dat eerlijk verdiende geld, en het rendement ervan, kunt genieten. De winst die je maakt bestaat niet uit het uitbuiten van anderen. Je kiest er bewust en vrijwillig voor om je eigen consumptie te beperken, omdat je ontdekt hebt dat je niet méér nodig hebt. Je kiest voor het genoeg en bent daarmee tevreden.
Sterker nog, het is juist maatschappelijk verantwoord als je er bewust voor kiest om je te beperken, zodat je een kleinere aanslag doet op grondstoffen, energie en hulpbronnen. Wat is erop tegen als iemand zegt: ‘Ik wil niet tot mijn vijfenzestigste geld verdienen, want ik heb meer dan genoeg aan het inkomen tot bijvoorbeeld mijn vijfenvijftigste. Als ik er verantwoord mee omga, kan ik daar goed van rondkomen.’ Als je even nadenkt, ontdek je dat er niets onverantwoords is aan dit soort rentenieren.
Maar speculeren is toch niet ‘ethisch’? Inderdaad zijn er allerlei vormen van beleggen die meer weg hebben van gokken, hopen dat je in één klap schatrijk wordt, en daar zit vaak een luchtje aan. Dat betekent echter niet dat alle vormen van beleggen van spaargeld onverantwoord zijn. Later in dit hoofdstuk zal blijken dat het goed mogelijk is om een redelijk rendement op spaargeld te krijgen met beleggingen in betrouwbare en verantwoorde projecten.
Angst voor de vrijheid Er kunnen zich wel onverwachte problemen voordoen, als je serieus toewerkt naar het punt waarop je niet meer betaald hoeft te werken. Uit eigen ervaring weten we inmiddels dat er angstige gedachten kunnen opkomen. Wat moet ik dan met al mijn tijd? Wie heeft me dan nog nodig? Zal ik mijn werk niet enorm missen en kan ik nog wel terug? Al die vragen hebben te maken met de waarde die je hecht aan je werk. We hebben al eerder gezien dat werk meer kan betekenen dan ‘werken voor geld’ alleen. Gelukkig is het hoerapunt niet van de ene dag op de andere bereikt, behalve misschien als je een grote erfenis krijgt, maar ook dan nog hoef je niet direct te stoppen met werken. Je hebt dus alle tijd om je voor te bereiden op je ‘vervroegde pensionering’.
Laat het idee eens goed tot je doordringen. En ga na wat je vooral zal missen als je niet meer zou werken. Zijn er manieren om de ‘bevrediging van je werk’ op een andere manier te organiseren? Realiseer je dat in de tijd die vrijkomt veel nieuwe activiteiten te ondernemen zijn. Wat de meeste mensen die op het hoerapunt afstevenen in het begin vooral parten speelt, is dat er opeens zovéél mogelijkheden zijn. Eigenlijk te veel. Tot nu toe moest je werken voor geld en dan is er nu eenmaal niet zoveel keus. Die nieuwe overvloed kan in het begin overweldigend zijn. Laat dat je niet weerhouden je toekomstige vrijheid onder ogen te zien. Na een tijdje zal blijken dat die aanvankelijke angst verdwijnt en plaats maakt voor een prettig gevoel van ruimte.
Als je sowieso al met weinig plezier naar je werk ging, zal het minder moeite kosten en kan het voor jou niet snel genoeg gaan. Maar ook dan is het goed om je voor te bereiden. Ook onbevredigend werk vervult, zonder dat je je daar altijd van bewust bent, allerlei functies in je leven. Al was het maar dat je iets hebt om flink op af te reageren.
En als je zoveel van je werk houdt dat je helemaal niet wilt stoppen? Dan werk je gewoon door. Niemand dwingt je tot iets. Dit stappenplan doe je voor jezelf. Toch zou er iets kunnen veranderen, als je het hoerapunt hebt bereikt. Want het geld dat je verdient na het hoerapunt kun je niet gebruiken om ‘van te leven’. Dat inkomen komt al uit je kapitaal. Het zou wel eens kunnen dat het er op den duur toch toe leidt dat je ander werk wilt, of minder werk. Vrijheid, blijheid, de keus is aan jou.
In de Verenigde Staten, waar veel nu eenmaal wat eerder gebeurt dan hier, blijkt ook dat er vaak andere redenen zijn dan financiële om niet te stoppen met betaald werken. Daar ontstaan steeds meer groepen van mensen die wel kunnen, maar (nog) niet durven stoppen met hun werk. In die ‘simpiicity-circles’ zitten mensen die hun hoerapunt al zijn gepasseerd, of er vlak voor zitten, en die erachter komen dat ze niet durven te stoppen, al rekenen ze tien keer uit dat ze genoeg zullen hebben. Men helpt elkaar om te weten te komen waarom het zo moeilijk is om te stoppen met werken. Ervaringen worden uitgewisseld met mensen die de ‘grote stap’ wel hebben durven zetten.
En de inflatie dan? Langzaam maar zeker wordt geld minder waard. Dat weten we allemaal. In landen als de onze stijgen de prijzen maar met een paar procent per jaar, maar toch: ze stijgen. En wat gebeurt er dan als ik van de opbrengst van mijn kapitaal leef? Dan stijgt mijn inkomen niet, zoals het wel deed toen ik werkte, met de trendmatige verhogingen en promotie die ik maakte. Hier lijkt op het eerste gezicht weinig tegenin te brengen. Toch is het de vraag of inflatie zo’n grote rol speelt als wij haar toedenken.
De inflatie wordt berekend op grond van een aantal variabelen. In dit verband is vooral belangrijk de ‘prijsindex van de gezinsconsumptie’, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Die prijsindex is de uitkomst van een ingewikkelde rekensom. Op grond van de gemiddelde gezinsconsumptie wordt een pakket van goederen en diensten samengesteld en aan ieder onderdeel daarvan wordt een wegingsfactor gekoppeld. Als bijvoorbeeld de gemiddelde consument twee keer zoveel gehakt als biefstuk koopt, dan krijgt gehakt de wegingsfactor 2 en biefstuk 1, wat betekent dat gehakt twee keer zo zwaar meetelt. De prijzen van alle producten en de wegingsfactoren leiden tot het indexcijfer. Als je dat in 1981 op 100 stelde, dan is het in 2001200. Dat betekent dat de gemiddelde prijzen in twintig jaar tijd blijkbaar met honderd procent zijn gestegen, precies verdubbeld dus. Hoe moet dat nu als ik op mijn vijftigste stop met werken en als de prijzen in de twintig jaar daarna ook verdubbelen? Raak ik aan de bedelstaf, als ik moet leven van het inkomen van mijn werkkapitaal?
Het prijsindexcijfer is een macro-economisch begrip dat niet zonder meer op een individueel geval kan worden toegepast. Bij mensen die bewust consuminderen is het zeer waarschijnlijk dat er sterke afwijkingen zijn tussen het pakket van goederen en diensten waaruit de prijsindex is opgebouwd en de feitelijke eigen consumptie. In de prijsindex zit nu eenmaal het gemiddelde consumentengedrag verwerkt.
In 1995, bij het schrijven van de eerste druk van dit boek, maakten we een vergelijking van de prijzen tussen 1975 en 1995, toen de prijzen ook verdubbeld waren . Die vergelijking leverde resultaten op die een heel ander beeld geven dan je op grond van de prijsindex zou verwachten. Voor deze herziene herdruk hebben we dat onderzoekje niet herhaald, omdat we ervan overtuigd zijn dat het ongeveer hetzelfde beeld zou opleveren, zelfs als je rekening houdt met de extra prijsstijgingen door de invoering van de euro.
In de tabel op bladzijde 214 volgt een vergelijking van prijzen, met name goedkope aanbiedingen van soortgelijke producten in hetzelfde type winkels.
Uit dit beperkte overzicht blijkt duidelijk hoe groot de afwijkingen kunnen zijn tussen individuele prijzen en de prijsindex. Sommige prijzen zijn zelfs flink gedaald in plaats van verdubbeld. Ook zal het pakket aan goederen en diensten dat jij koopt sterk afwijken van dat van de gemiddelde consument.
Bij echt consuminderen kunnen nog grotere verschillen optreden. Zo gaven wij zes jaar lang helemaal niets meer uit aan tv, kijkgeld en radio-gids. En kennen we mensen die de tv blijvend hebben verbannen. Voor kleding kunnen de verschillen ook spectaculair zijn. Vroeger kocht ik bijvoorbeeld alleen nieuwe overhemden van tussen de dertig en vijftig gulden. Nu koop ik ze tweedehands voor twee euro, als ik niet afding tenminste.
Er zijn heel veel producten die nu, door de technische verbetering ervan, niet alleen in aanschaf, maar ook in gebruik goedkoper zijn geworden. Vooral als je je niet gek laat maken om iedere paar jaar een nieuw model te kopen. Dit geldt voor huishoudelijke apparatuur, voor huisinrichting, elektronica en voor auto’s en fietsen.
Artikel |
1975 |
1995 |
verschil |
f |
f |
% |
|
5 kg aardappelen |
2,48 |
1,89 |
-24% |
2 1/2 kg eko-aardappelen |
5,70 |
3,95 |
-31% |
1 kilo tomaten |
0,98 |
1.79 |
+ 83% |
1 kg watermeloen |
1,58 |
0,98 |
-38% |
1 kg witte druiven |
1.78 |
1,99 |
+ 12% |
500 gr Blue Band |
1.26 |
1.39 |
+ 10% |
1 kg mager rundvlees |
1,48 |
9,99 |
-13% |
1 ons katenspek |
0.79 |
1.89 |
+ 139% |
pijpje pils |
0.45 |
0,45 |
+ 0% |
1 fles sherry |
6.25 |
6.95 |
+ 11% |
1 bruin brood |
0,79 |
0,99 |
+ 25% |
1 pot pindakaas |
1,89 |
0,99 |
-48% |
1 1 halfvolle melk |
0,79 |
0,99 |
+ 25% |
1 L eko-melk |
1,90 |
1.65 |
-13% |
400 gr Completa |
3,38 |
2,89 |
-14% |
kleine rekenmachine |
30,- |
4,95 |
-83% |
1 Singer 538 naaimachine |
679.- |
699,- |
+ 3% |
kleine kleuren-tv |
590.- |
399.- |
-32% |
1 portable radio |
125,- |
69.- |
-45% |
1 vliegretour New York |
943.- |
625- |
-33% |
Prijsvergelijking 1975-1995
Inflatie zou een rol kunnen spelen. Toch is het beter om voor je eigen specifieke situatie zo goed mogelijk na te gaan of er in je uitgavenpatroon stijgingen te verwachten zijn of juist een daling van prijzen. En of er bepaalde producten zijn die je helemaal nooit meer zult aanschaffen, omdat je die al hebt en ze nog dertig jaar meekunnen. Daarbij komt nog dat bepaalde kosten Qink kunnen dalen in de loop van de tijd. Ouders wier kinderen eenmaal zelfstandig zijn, kunnen daarover meepraten, vooral als ze zelf hun inmiddels veel te grote huis hebben verruild voor een kleiner. Of als je besluit om meer te gaan fietsen en misschien je auto wel helemaal wegdoet. Dat alles duurder wordt na je pensionering, is meer een mythe dan werkelijkheid.
Samengevat is het zeer waarschijnlijk dat de gemiddelde creatieve ver-soberaar door zijn doorgaande vermindering van kosten de prijsindex makkelijk kan ‘verslaan’.
Nog een laatste ‘geruststelling’: de inflatie beweegt zich ongeveer in gelijke mate als de rentetarieven. Dat komt goed uit, want later in dit hoofdstuk zal blijken dat beleggingen met rente het meeste in aanmerking komen om een goed en veilig rendement te krijgen uit je werkkapitaal. Als de inflatie stijgt, zal het rendement op het werkkapitaal dus ook stijgen.
En een onverwachte tegenvaller dan? Natuurlijk, daar moet je rekening mee houden. Veel zaken zijn te verzekeren, maar je weet toch maar nooit. Daarom is het onverstandig om direct na het hoerapunt te stoppen met werken. Dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat je je werkkapitaal moet aanspreken, waardoor je inkomen blijvend vermindert. Dat is niet de bedoeling. Voor die onverhoopte situaties, en ook om fluctuaties in het inkomen uit je werkkapitaal op te vangen, maak je een 'vangnet’. Dat vangnet is een bedrag dat je direct kunt opnemen en dat losstaat van je werkkapitaal.
Hoe groot dat vangnet moet zijn is voor ieder verschillend. Het geld dat je normaal nodig hebt om een half jaar van te leven lijkt redelijk, maar als je je daar niet veilig bij voelt, kun je ook een groter vangnet maken.
Overigens blijkt dat na het bereiken van financiële onafhankelijkheid het eenmaal aangeleerde spaargedrag gewoon doorgaat. Zelfs van het inkomen uit je kapitaal kun je nog overhouden. Reken daar niet op, maar sta niet verbaasd als het je overkomt.
Als je een bedrag hebt gespaard dat de omvang van een, voor jou veilig voelend, vangnet heeft, dan kun je beginnen met de opbouw van je werkkapitaal.
Stap 9: Voor het werkkapitaal ontwikkel je zelfstandig een beleggingsstrategie, waardoor een inkomen ontstaat waar je de rest van je leven genoeg aan hebt
Zoals we hierboven zagen wordt een groot deel van het geld dat we nu ‘sparen’ in de vorm van aow-, pensioen- en verzekeringspremies beheerd door anderen. We hebben er nauwelijks zicht op wat er met dat geld gebeurt. Af en toe lees je in de krant iets over een beleggingsschandaal bij een verzekeraar of pensioenfonds, maar normaal gesproken kunnen we ervan uitgaan dat ons geld daar in veilige handen is.
Voor het werkkapitaal dat je nu aan het opbouwen bent, stellen we een andere strategie voor: neem het heft in eigen handen! Nu je greep hebt op uitgaven en inkomsten, is het niet meer dan logisch dat je ook op het gebied van het beheer van je eigen kapitaal de leiding neemt. Dat betekent niet dat je alles alleen moet doen; wel dat je de mogelijkheden eerst zelf goed onderzoekt. Dan zal al snel blijken dat het helemaal niet zo ingewikkeld is om een kapitaal op een verantwoorde manier te beheren.
Natuurlijk kan er een moment aanbreken dat je aan een deskundige om advies moet vragen. Maar bedenk wel dat bijna alle adviseurs ook producten verkopen: spaarregelingen, verzekeringen, beleggingshypotheken, kapitaalbeheer en wat al niet meer. Hun eigen belangen zouden wel eens anders kunnen liggen dan de jouwe. Neem alleen een adviseur in de arm als je precies weet wat je weten wilt, en als je weet of je de juiste adviseur op het oog hebt. Je moet eerst zelf voldoende kennis van zaken opbouwen. Anders kun je zijn advies sowieso niet op waarde schatten.
Realiseer je ook dat de meeste deskundigen op beleggingsgebied midden in de ‘meer is beter’-wereld zitten en helemaal niet gewend zijn aan het adviseren van mensen die er bewust voor kiezen zo weinig mogelijk uit te geven. Beleggingsadviseurs zijn vooral gericht op mensen met grote vermogens. Zij zijn bezig met het voorkomen van hoge belastingen, waar mensen die veel verdienen nu eenmaal last van hebben. Met de gemiddelde ‘consuminderaar’ ligt dat anders. Die verdient vaak helemaal niet zoveel, houdt daar toch aardig wat van over, en wil met een beperkt kapitaal uitzoeken hoe hij daar een redelijk rendement op kan maken. Gelukkig zijn er inmiddels bureaus die wel op dat soort vragen willen en kunnen ingaan.
Om deskundig te worden op het gebied van beleggen van je eigen kapitaal hoef je geen economiestudie te doen. Met het lezen van dit hoofdstuk kun je zeker een tijdje vooruit en er is voldoende lectuur en andere informatie die je, op voor jou relevante gebieden, verder wegwijs maakt.
Kapitaalbeheer tot het hoerapunt
Als eerste is aan te raden om een aantal eisen op te stellen, waaraan het beheer van je werkkapitaal moet voldoen. Die eisen moeten een duidelijke relatie hebben tot het doel van je werkkapitaal: een zeker inkomen. Als je de eisen goed uitwerkt voor je eigen situatie, vormen ze een basis en leidraad voor een beleggingsstrategie.
Als je financieel onafhankelijk wilt blijven moet je kapitaalbeheer in ieder geval aan de volgende eisen voldoen:
- het kapitaal moet een inkomen genereren;
- het kapitaal moet zo veilig mogelijk belegd zijn;
- een deel van het kapitaal moet direct liquide te maken zijn, om onvoorziene omstandigheden te kunnen opvangen;
- bij het beleggen moeten zo min mogelijk kosten gemaakt worden, zoals provisies, commissies, administratie- en bewaarkosten;
- het beleggen moet je zo min mogelijk tijd en energie kosten;
- het inkomen moet veilig en stabiel zijn over een lange periode;
-het inkomen (na financiële onafhankelijkheid) moet op regelmatige tijden in contant geld uitgekeerd worden, en niet automatisch herbelegd en dergelijke;
- het inkomen moet zo min mogelijk verminderd worden door belastingen en andere kosten.
Voor de eigen situatie moeten deze eisen uitgewerkt en aangescherpt worden. Hoe groot moeten het kapitaal en het inkomen zijn? Hoe veilig moet het belegd zijn, of kunnen er bepaalde risico’s genomen worden? Voor hoe lang moet er een inkomen zijn en hoe mag dat fluctueren?
De uitwerking van de eisen hangt nauw samen met privé-omstandig-heden, zoals het bezit van een eigen huis, de inkomenssituatie voor en na het hoerapunt, reeds aanwezige spaartegoeden en pensioen- en andere rechten.
Daarnaast kunnen aanvullende eisen gesteld worden. Mensen die hun uitgaven bewust verminderd hebben, waarbij milieu- of andere motieven een rol hebben gespeeld, zullen waarschijnlijk ook eisen stellen aan de instellingen en projecten waarin belegd kan worden. Op dit gebied zijn de laatste jaren nieuwe mogelijkheden ontstaan, waardoor de groene of ethische belegger nu aardig wat keuzemogelijkheden heeft. En de ontwikkelingen op dit gebied staan niet stil.
Als alle eisen uitgewerkt zijn, ontstaat over het algemeen een redelijk beperkt scala van beleggingsmogelijkheden. Allerlei meer speculatieve beleggingen horen daar niet bij. Als je belegt om een inkomen te hebben, dan zal je altijd kiezen voor beleggingen die zo zeker mogelijk zijn. Dat betekent dat je kiest voor een relatief laag, maar zeker rendement. Dat is het grote verschil met al die speculatieverhalen waar de kranten vaak vol mee staan. Het gaat niet om een miljoenenwinst met ‘put-opties’, ‘xmi leaps index’ of andere zogenaamde derivaten. Als je daarin wilt beleggen, kun je beter direct naar het casino gaan.
Het aardige van beleggen is, dat je er stap voor stap wegwijs in kunt worden. Dit proces loopt parallel met de hoeveelheid spaargeld die je hebt. Als je aan alle eisen van je strategie wilt voldoen, is de keuze in het begin vrij eenvoudig. Later, als het om grotere bedragen gaat, en belastingen een belangrijker rol gaan spelen, wordt het wat ingewikkelder. Dan ben je intussen al een paar jaar verder, waardoor je alle tijd hebt gehad om je goed voor te bereiden.
De meeste mensen zullen de eerste paar honderd of duizend euro ‘beleggen’ op een aan hun bank- of girorekening gekoppelde spaarrekening, waarop een rente ontvangen wordt van twee tot drie procent (niveau augustus 2002). Zolang je daar gebruik van maakt, is het zaak ervoor te zorgen dat je dan ook zoveel mogelijk geld op die rekening hebt en zo min mogelijk op je gewone bank- of girorekening laat staan. Als je een duidelijk beeld hebt van je inkomsten en uitgaven, is dat niet zo’n kunst meer.
Ook als je maar een klein bedrag gespaard hebt, is het zinvol om te zoeken naar een zo hoog mogelijke rente. Dat hebben in de afgelopen jaren veel spaarders gedaan. Welke spaarrekening de hoogste rente geeft, kan je gemakkelijk uitzoeken via internet (sparen.pagina.nl).Ook worden de rentes van spaarrekeningen geregeld gepubliceerd in de Consumentengids en allerlei kranten en tijdschriften. Momenteel (september 2002) is de hoogste rente 4,3 procent, zonder dat er enige eis aan de hoogte van de inleg en de opnamen is gesteld, noch kosten aan stortingen of opnamen zijn verbonden. Dit laatste is belangrijk, zeker in het begin. Het is niet zinvol te sparen op een rekening die bij bepaalde opnamen een boete geeft. Er zijn overigens nog andere mogelijkheden op dit gebied, vooral als inmiddels een bedrag van meer dan vijfduizend euro is gespaard en je zeker weet dat je door opnamen niet onder dat bedrag zal komen. Dan is, ook bij ethische of groene banken, een behoorlijke rente te halen. Met een beetje speurwerk ben je daar zo achter. Ook hier kunnen de hiervoor genoemde informatiebronnen je goed op weg helpen.
Spaarrekeningen Beleggen op een renterekening is de zekerste manier om een rendement te behalen. Niet het hoogste, maar wel het veiligste. En dat is belangrijk, want zekerheid is immers een van de eerste eisen waar de beleggingsstrategie aan moet voldoen. De situatie in Nederland is zo, dat je spaargeld door De Nederlandsche Bank gegarandeerd wordt (inclusief rente) als je het op een spaarrekening zet bij een erkende bankinstelling (tot een maximum van 20.000 euro per bank en per rekeninghouder). Daarover hoef je je geen zorgen te maken. Wel is het zo dat de rentetarieven afhankelijk zijn van de markt, en die fluctueert nu eenmaal. Vijfentwintig jaar geleden kon je makkelijk zeven procent krijgen op een spaarrekening, nu in 2002 kom je niet veel verder dan vierenhalf procent, als je vrije opnamemogelijkheid wilt. Toch raden we aan om gewoon met een spaarrekening te beginnen.
Ontvangen rente is in Nederland belastingvrij sinds de invoering van de nieuwe belastingwetgeving. Je betaalt nu belasting over je vermogen: 30 procent over het zogenaamde fictieve rendement van 4 procent. In de praktijk komt dat erop neer dat je 1,2 procent belasting per jaar moet betalen over je vermogen. Met een spaarrekeningrente van 4,3 houdt je daar dus netto 3,1 procent aan over. Toch is er een lichtpuntje, want per persoon is er een vrijstelling voor de eerste € 18.146 (in 2002) vermogen. Dat betekent (bij een renterekening met 4,3 procent rente) dat de eerste € 780 ontvangen rente geheel belastingvrij is. Een echtpaar met € 36.292 eigen vermogen kan dus per jaar € 1.560 rendement halen zonder daar belasting over te betalen. Met een relatief klein vermogen is er dus al een netto inkomen per maand van € 130 te behalen. Als er minderjarige kinderen zijn, kan de vrijstelling nog verhoogd worden met € 2.422 aan vermogen per kind (in 2002).
Andere renterekeningen Het is raadzaam om niet te wachten tot je (als stel) € 36.000 of meer gespaard hebt, voor je je verdiept in andere spaarvormen. Als je vindt dat een direct opvraagbaar bedrag van bijvoorbeeld vijftienduizend euro voldoende voor je is, dan kun je vanaf dat moment kiezen voor spaarvormen waarbij je een hogere rente krijgt. De ‘prijs’ die je daarvoor betaalt is altijd een combinatie van minimuminleg, de termijn waarover je over (een deel van) de inleg kosteloos kunt beschikken en boete bij direct opnemen.
Als je een bedrag voor een periode van één tot tien jaar wilt vastzetten, kun je kiezen voor depositosparen. Dan kan de rente oplopen tot ongeveer 6,5 a 7 procent. Je moet dan wel absoluut zeker zijn dat je niet tussentijds gaat opnemen, omdat de boetes zo hoog zijn, dat het rendement daardoor ver onder de gewone spaarrente zakt. Er zijn zeer veel spaarvormen op dit gebied. Alle banken en spaarinstellingen die je om informatie vraagt zullen je daar ruimschoots van voorzien. Daaruit kun je na enige studie de vorm kiezen die precies bij jouw situatie past. Het lijkt in het begin ingewikkeld. Bedenk echter dat je met een paar uurtjes lees- en rekenwerk honderden euros op jaarbasis kunt verdienen. De volgende vergelijking laat dat duidelijk zien.
Echtpaar 1 heeft€36.000 spaargeld. Ze willen € 10.000 direct beschikbaar hebben en laten die staan op de kapitaalrekening gekoppeld aan hun girorekening. De rente daarover is 2,5 procent. De overige€ 26.000 zetten ze op een vijf-jaar-depositorekening met5,5 procent rente. Hun totale opbrengst aan rente is€ 250 + € 1.430 - € 1.680 per jaar belastingvrij.
Echtpaar2 heeft ook€ 36.000 en wil ook€ 10.000 direct beschikbaar hebben. Ze kiezen voor de eerste € 10.000 vooreen internetspaarreke-ning meteen rente van 4,2 procent. Het overige bedrag van €26.000 zetten ze op een depositorekening voor 7 jaar met een rente van 7procent. Hun opbrengst is€420 + € 1.820 = € 2.240 belastingvrij. Met hetzelfde kapitaal en (bijna) dezelfde voorwaarden heeft echtpaar 2 een rendement van 33 procent meer dan echtpaar 1.
Meer belastingvoordeel Boven een kapitaal van € 36.000 moet je rekening houden met de belasting op rendement. Toch zijn er ook dan nog allerlei mogelijkheden om die belasting te'ontduiken.’
Voor mensen die in loondienst werken, zijn er verschillende werkne-mersspaarregelingen. Het is erg aantrekkelijk om via zo’n regeling te sparen, omdat over het gespaarde geld geen belasting en premies betaald hoeven worden. Voordeel van dergelijke regelingen kan flink oplopen. Momenteel bestaan er helaas serieuze plannen om deze regeling per 2003 af te schaffen, maar de discussie in het parlement erover is nog niet afgesloten.
Voor mensen met een eigen bedrijf en voor echtparen met verschillende en/of sterk schommelende inkomens zijn er weer andere mogelijkheden. Dit komt onder andere doordat zij een grotere belastingvrije voet hebben, waardoor inkomsten uit rente boven een bepaald bedrag weliswaar belast zijn, maar door de grotere vrijstelling is het percentage van de afdracht van belasting en premies relatief laag. In dit soort gevallen is het raadzaam om (na bestudering van de belastingalmanak) advies te vragen bij een betrouwbare belastingadviseur.
Lijfrenteverzekering De koopsom, zoals de lijfrenteverzekering ook wel genoemd wordt, biedt ook mogelijkheden om een hoger rendement op je spaargeld te behalen. De koopsompremie mag je namelijk in mindering brengen op je belastbaar inkomen. Dat kan een flink belastingvoordeel opleveren. Als er na een aantal jaren een kapitaal, ook weer met rendement, is opgebouwd, mag dat niet in één keer worden uitgekeerd, maar wordt het omgezet in een lijfrente. Een verzekerd inkomen voor de rest van je leven, of over een kortere periode. Over die lijfrente moet later wel belasting betaald worden. Als je bijvoorbeeld op je zestigste een kapitaal van 125.000 euro hebt, kun je daar een levenslange lijfrente voor kopen van ongeveer 10.500 euro per jaar. Of een lijfrente van 13.300 euro voor een periode van 15 jaar.
Deze vorm van sparen is vooral interessant als je nu in een hoog belastingtarief zit en als de lijfrente-uitkering zal plaatsvinden op een moment dat je in een lager tarief zit. Bij koopsommen worden ook eisen door de overheid gesteld. Zo is het jaarlijkse bedrag dat belastingvrij gestort kan worden aan een maximum van ongeveer duizend euro voor alleenstaanden gebonden, voor gehuwden het dubbele. Overigens is het mogelijk dat er aanzienlijk meer (belastingvrij) gestort wordt als de toekomstige pensioenvoorziening lager is dan wat gangbaar is. Pensioenadviseurs kunnen hier (gratis) een berekening van maken.
Er is wettelijk geen minimum aantal jaren dat je geld vast moet staan, maar meestal is het (onder andere door de poliskosten) pas vanaf vier jaar interessant om een koopsom te nemen. Dit hangt ook samen met het verschil in belastingtarief tijdens de opbouw en de uitkeringsperiode. Je kunt elk jaar bepalen of je wèl of niet wilt storten. Een lijfrente kan ook gebruikt worden voor een beperkte periode, bijvoorbeeld van je 56ste tot je 65ste. Of van je 65ste tot je zeventigste. Net als bij de spaarpolis geldt ook hier dat er veel mogelijkheden zijn. Iedere maatschappij rekent bepaalde percentages administratiekosten, provisies en dergelijke. En die verschillen onderling sterk. Het is dus zaak om je goed te oriënteren en vervolgens advies te vragen aan een adviseur die je kunt vertrouwen. Laat je alles voorrekenen, totdat je het echt snapt en zelf een beslissing kunt nemen op basis van kennis van zaken.
Je staat een stuk sterker bij een adviseur als je precies weet wat je wilt. Als je de stappen van dit boek gevolgd hebt, is de kans groot dat je veel meer weet dan de gemiddelde klant van zo’n adviseur. Je kunt hem (of haar) vertellen van welk bedragje nu leeft en hoe je denkt dat dat zich in de toekomst zal ontwikkelen. Verder is het nodig dat je een helder beeld hebt van je toekomstige inkomsten zoals aow, reeds afgesloten koopsommen, hypotheek en dergelijke. Later in dit hoofdstuk komen we daar nog op terug.
Met een adviseur kun je een financieel plan opstellen, waarin de belas-tingeffecten jaar na jaar zijn doorgerekend. Dat kan veel geld opleveren. Belangrijk is ook om ervoor te zorgen dat alles goed geregeld is bij overlijden van een van de partners, zodat het kapitaal én het rendement dan niet verloren gaan. Bij elke polis kan dat namelijk weer anders zijn.
Naast of in plaats van de hiervoor genoemde spaarvormen, kan je kiezen om zelfstandig te beleggen. Voor de rechtgeaarde consuminderaar zijn de mogelijkheden zo overzichtelijk dat het vaak niet nodig is om een adviseur in de arm te nemen, met alle kosten en onzekerheden van dien. Als je de stappen van dit boek onder de knie hebt, bezit je inmiddels het benodigde inzicht in je financiële situatie en in jezelf, waardoor je prima beslissingen kunt nemen over je eigen geld, zonder direct om hulp te hoeven vragen bij (zogenaamde) experts.
Beleggen in je eigen huis Bij beleggen wordt meestal het eerst aan de effectenbeurs gedacht, maar beleggen kan je ook in je eigen huis. De meeste adviseurs zullen je juist afraden dat te doen. Neem liever een zo hoog mogelijke hypotheek en los zo weinig mogelijk af, is hun devies. Sterker nog, verzilver de overwaarde van je huis, oftewel: leen nóg meer! Want met het geleende geld kan je op de beurs een hoger rendement halen dan de netto hypotheekrente (na belastingaftrek) je kost.
Onze strategie is de tegenovergestelde geweest. Daarin gesteund door de immer heldere en eenduidige adviezen van Adriaan Hiele in zijn rubriek in de nrc (zie ook de literatuur achterin dit boek). Wij hebben juist zoveel mogelijk afgelost op de hypotheek. Het appartement dat we in 1987 voor € 30.000 kochten met een hypotheek van € 25.000 was in 1996 geheel afgelost. Nog afgezien van het feit dat we vanaf dat moment geen cent rente meer hebben hoeven betalen, gaf dat een enorm gevoel van rust en zekerheid. Dat alleen al is meer waard geweest dan de mogelijke rendementen op beleggingen als we de hypotheek niet hadden afgelost. Toen we het huis in 2001 verkochten voor € 115.000, bleek wel hoe winstgevend beleggen in steen, zoals de adviseurs het vaak denigrerend noemen, uiteindelijk is. Aan aanbetaling, rente en aflossing hadden we ongeveer € 45.000 betaald voor een opbrengst van € 115.000. Een rendement van 155 procent over 13 jaar. En dat zonder naar de beurs te gaan!
Staatsleningen Als je verzekerd wilt zijn van een absoluut veilig en vast inkomen, dan zijn staatsleningen daarvoor het aangewezen middel.
Zoals het woord al zegt, gaat het om een lening aan de Nederlandse Staat, een absoluut veilige belegging met een relatief hoge rente. Een aantal keren per jaar is er een uitgifte van staatsleningen. Je kunt daar in veelvouden van vijfhonderd euro op inschrijven. Staatsleningen worden altijd na de looptijd van vijf tot dertig jaar afgelost, voor precies het bedrag dat je in het begin stortte. Verder is er een rente-uitkering van een vast percentage over de hele looptijd. Als je bijvoorbeeld in 2000 voor twintigduizend euro ingeschreven hebt op een tienjarige staatslening van 5,5 procent, dan ben je de komende tien jaar verzekerd van een jaarlijks inkomen uit die lening van 1.100 euro.
Er zijn meer instellingen en bedrijven die dergelijke leningen, ook wel obligaties genoemd, uitgeven. Even veilig als staatsleningen zijn leningen van de Bank van Nederlandse Gemeenten (bng). Omdat een belegging in staatsleningen zo veilig is, kan de Staat zich permitteren om een wat lagere rente aan te bieden, meestal een half procent minder dan de normale rente op de kapitaalmarkt. Bedrijven bieden vaak een iets hogere rente, maar daar is een risico aan verbonden. Met obligaties die grote internationale bedrijven uitgeven is het risico heel klein. Maar hoe kleiner en onbekender de bedrijven zijn die obligaties uitgeven, hoe meer risico je loopt, omdat zo’n bedrijf door bijvoorbeeld faillissement niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen en de lening dus niet of niet geheel kan aflossen. Al deze vormen komen dus niet in aanmerking als je zeker wilt zijn van een inkomen.
Al eerder bespraken we de zogenaamde depositorekening, waar je ook een relatief hoge rente op krijgt. Daar ben je echter gebonden aan een looptijd. Als je je geld eerder zou willen incasseren - je weet maar nooit -dan kost dat je zo’n hoge boete, dat je uiteindelijk minder rendement hebt dan op een gewone spaarrekening. Met staatsleningen is dat anders. Nadat ze uitgegeven zijn, worden ze dagelijks op de Effectenbeurs van Amsterdam verhandeld. Je kunt ze op ieder gewenst moment verkopen en kopen. Als je een staatslening verkoopt op de beurs, krijg je er niet hetzelfde bedrag voor als wanneer je lening gewoon op het eind door de staat wordt afgelost. Doordat er op de kapitaalmarkt schommelingen in de rentestanden zijn, krijgen staatsleningen een prijs op die markt, die uitgedrukt wordt in de koers. Bij uitgifte is de koers (meestal) 100. Is de rente op de kapitaalmarkt lager dan die van je staatslening, dan is de koers hoger dan de uitgiftekoers. Als je een lening hebt gekocht met een rente van zes procent bij een koers van 100, en de rente op de kapitaalmarkt daalt naar 5,5 procent, dan wordt de koers van je staatslening (ongeveer) 6:5,5 x 100 = 109. Als je nu verkoopt krijg je dus negen procent meer terug (minus provisie) dan de oorspronkelijke hoofdsom. Als de rente stijgt, geldt het omgekeerde.
Dit fluctueren van de rentestanden geeft je de mogelijkheid om op termijn het rendement op je werkkapitaal te verhogen. Maar daarover later. Het beleggen in staatsleningen begint met de aankoop ervan. Koop zoveel mogelijk op het moment dat de lening uitgegeven wordt, want dan zijn er geen kosten aan verbonden. Kopen kan via een bank of commissionair. Het kan ook via een effectenrekening bij een bank, of nog goedkoper via internet. Als je later op de Effectenbeurs een staatslening koopt, dus niet bij een uitgifte, betaal je wel een geringe provisie, tussen een half en één procent, afhankelijk van het bedrag van de aankoop.
De twee risico’s die je loopt met staatsleningen zijn koersrisico, door de fluctuaties van de rente, en herbeleggingrisico. Het eerste risico speelt nauwelijks een rol als je een zeker inkomen wilt van je staatslening. In de meeste gevallen verkoop je niet tussentijds. Je hebt dus niets te maken met de koers. Je wacht gewoon tot de looptijd voorbij is, en dan krijg je de gehele hoofdsom terug.
Dat bedrag moet je wel herbeleggen, wil je ook daarna van inkomen verzekerd zijn. Als de rente op dat moment lager is dan je eerst op de staatslening ontving, lukt dat niet. Om dit risico te vermijden koop je langlopende staatsleningen, vooral als de rente relatief hoog is. Ze lopen tot dertig jaar. Daarbij komt dat je, door het koersverloop van staatsleningen te volgen, kansen zult ontdekken waardoor je dit risico kunt vermijden of je rendement zelfs verhogen.
Als namelijk de rente daalt, onder de rente op je staatslening, neemt de koers van die lening toe. Als je bijvoorbeeld een lening hebt van twintigduizend euro tegen 8,5 procent, en de rente daalt naar 7,75 procent, dan stijgt de koers van 100 naar 110 en ontvang je bij verkoop op de beurs 22.000 euro (minus een kwart procent provisie). Met de nieuwe lagere rente heb je dan toch bijna hetzelfde inkomen. Hoe dichter een staatslening bij zijn aflossing komt, hoe meer hij teruggaat naar de aanvankelijke koers van 100. Bij een dalende rente is het dus zaak om tijdig te verkopen.
Het omgekeerde kan zich echter ook voordoen. Als de rente op de kapitaalmarkt stijgt ten opzichte van de rente die je op een staatslening ontvangt, daalt de koers ervan. Dan is verkopen wel mogelijk, maar je rendement wordt daardoor kleiner. Tegen het einde van de looptijd van de lening gaat de koers weer naar 100 en krijg je je hele bedrag weer terug. Dat biedt de mogelijkheid om het rendement te vergroten. Als het kan, koop je na de aflossing een nieuwe staatslening, maar nu tegen de hogere rente. Om dit soort ruilen te kunnen doen is het raadzaam je staatsleningen te spreiden over verschillende leningen die op kortere en langere termijn aflopen.
Joe Dominguez (schrijver van het boek Your Money or Your Life) bereikte financiële onafhankelijkheid in 1969. Hij investeerde zijn werkkapitaal in verschillende staatsleningen met een gemiddeld rendement van 6,85 procenten looptijden tot in de jaren negentig. Door een aantal keren verstandig te verkopen en te kopen werd de opbrengst op den duur 9,85 procent met looptijden tot 2007. Zijn inkomen is altijd meer dan voldoende geweest om van te leven, ondanks de hoge inflatie in de periode vanaf 1969. Vicki Robin leeft op dezelfde manier al tientallen jaren van een werkkapitaal van iets meer dan honderdduizend dollar.
In Amerika gelden andere belastingwetten en is het makkelijker om van je kapitaal te leven. In Nederland is het onverstandig om alleen in staatsleningen te beleggen. Toch laat dit voorbeeld zien dat er met relatief kleine werkkapitalen voor fervente consuminderaars al vrij snel een voldoende inkomen te realiseren is.
Aandelen Als je belegt in aandelen, doe je iets fundamenteel anders dan bij staatsleningen. Je wordt door je aankoop voor een klein stukje mede-eigenaar van een bedrijf. Als het bedrijf winst maakt, zal het vaak een deel ervan uitkeren aan de aandeelhouders; dat heet dividend. En daarmee loop je een aantal risico’s. Als het bedrijf het niet goed doet en geen of weinig winst maakt, krijg je daar je deel (dividend) niet van. Verder kunnen de koersen van aandelen veel sterker fluctueren dan bij obligaties. Daardoor is er een kans dat je veel meer winst maakt bij verkoop. Maar het kan net zo goed dat je groot verlies maakt. Om die reden komen aandelen in bedrijven in principe niet in aanmerking voor een beleggingsstrategie met een zeker inkomen als doel. Zeker niet na het hoerapunt, want een verlies kan dan niet makkelijk meer worden goedgemaakt.
Nu zijn er natuurlijk bepaalde bedrijven waar de risico’s wel erg klein zijn, omdat die het sinds jaar en dag goed doen en het er ook niet naar uitziet dat dat zal veranderen. Voor een beperkt deel zou je in dit soort bedrijven kunnen investeren door er aandelen van te kopen. Maar de afgelopen jaren hebben wel aangetoond dat er weinig zekerheid is, ook bij aandelen waar veel vertrouwen in bestond.
In de periode dat je nog een inkomen uit arbeid hebt, kun je je bepaalde risico’s permitteren. Als je het spannend vindt om enig risico te lopen, dan is beleggen in aandelen misschien iets voor je. Er is kans op grotere winst én op groter verlies. Beleg in ieder geval in bedrijven die je kent, en waar je de ontwikkeling goed van kunt volgen. Maar nogmaals, als je een zeker inkomen wilt is de keuze voor beleggen in aandelen niet logisch.
Beleggingsfondsen Al met al wordt je leven er niet eenvoudiger op als je je met de aan- en verkoop van aandelen gaat bezighouden. Niet dat het je uren per dag zal kosten, maar je moet er wel van houden om regelmatig de beurspagina te bestuderen en beslissingen te nemen op een gebied dat toch eigenlijk aan experts is voorbehouden. Een alternatief daarvoor is een beleggingsfonds of -instelling. Bij die fondsen worden de erin gestorte gelden van beleggers gespreid over een combinatie van aandelen, staatsleningen en andere effecten. Zo’n portefeuille wordt beheerd door mensen die er verstand van hebben. Er is een ruim aanbod op dit gebied dat varieert van zeer speculatieve fondsen tot fondsen die hoofdzakelijk in vastrentende effecten, zoals staatsleningen, beleggen. Maar ook hier geldt, als je belegt loop je risico’s die groter kunnen zijn dan je ooit had gedacht.
Groen en ethisch beleggen De laatste jaren komen er steeds meer banken en instellingen die beleggers de mogelijkheid bieden om meer met hun geld te doen dan alleen een zo hoog mogelijk rendement halen. Als je belegt via een willekeurige bank, verzekeringsmaatschappij of beleggingsinstelling weet je vaak nauwelijks wat er met je geld gebeurt. Veel mensen interesseert het ook niet, als het rendement maar hoog is. Maar er zijn ook beleggers die daar anders over denken. Voor hen is het juist belangrijk te weten dat spaargeld geïnvesteerd wordt in windmolens, sociale woningbouw, vrije scholen of ontwikkelingsprojecten.
Op die vraag zijn vooruitstrevende banken als de Triodosbank en de Algemene Spaarbank voor Nederland (asn) ingegaan. In het begin met renterekeningen en spaarfaciliteiten die lagere renten gaven dan de gebruikelijke mogelijkheden. Toch kozen veel beleggers daarvoor, omdat ze dan zeker wisten dat er iets goeds met hun geld gebeurde. Als je je bewust bent van het feit dat geld en levensenergie synoniem zijn, ligt de keuze voor dit soort beleggingen voor de hand.
Inmiddels is het zo dat deze en andere banken, verzekeraars en beleggingsinstellingen hun milieuvriendelijke en ethisch verantwoorde beleggingsproducten op ruime schaal aanbieden. Die verscheidenheid biedt veel mogelijkheden voor de individuele kleine belegger. Je kunt groen beleggen in aandelen en obligaties en groen verzekeren in lijfrenten en spaarpolissen. Een korte zoektocht in deze nieuwe markt maakt duidelijk dat de rendementen niet onderdoen voor'gewone’ beleggingen. De marges die berekend worden zijn opvallend laag.
Hoerapunt, eerder dan je denkt
In hoofdstuk 8 is het hoerapunt uitgebreid aan de orde geweest. Zolang dat punt nog ver verwijderd is, als je net begint te sparen, lijkt het vrij moeilijk om het ooit te bereiken. Maar als je een paar jaar bezig bent en je bent in de gelukkige omstandigheid dat je vrij veel kunt sparen, dan komt het hoerapunt sneller dan je denkt. Daarvoor is een aantal oorzaken.
Zodra je een werkkapitaal opbouwt en je je afvraagt waarvoor het nu precies gebruikt gaat worden, ontdek je dat er in de toekomst al allerlei inkomsten zijn ‘geregeld’. Zo goed als iedereen in Nederland heeft recht op aow . Vanaf je 65ste is er dus al een zeker en levenslang inkomen. Daarnaast hebben veel mensen een pensioenvoorziening, waardoor de aow nog wordt aangevuld. Als je een tijdje aan het consuminderen bent, en je ontdekt dat je van veel minder kunt leven dan je ooit gedacht had, zou wel eens kunnen blijken dat de aow en de pensioenvoorziening al aardig in de richting komen van wat je nodig hebt, of misschien zelfs hoger zijn dan wat je nodig hebt. Dat betekent dat je minder hoeft te sparen dan de grafiek met het hoerapunt doet vermoeden.
Er kunnen nog andere omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat je het hoerapunt eerder bereikt. Misschien heb je in het verleden koopsompolissen afgesloten of een spaarhypotheek, of kun je redelijkerwijs verwachten dat je op een bepaald moment kleiner gaat wonen. Je kapitaal kan daardoor opeens flink groeien. Ook kun je besluiten om het werkkapitaal, dat in principe tot je dood onaangetast blijft, als het ware op te souperen. In bepaalde situaties kan het niet of minder wenselijk zijn dat je het hele werkkapitaal nalaat aan anderen.
Om dit soort zaken duidelijk op een rijtje te krijgen moet de gebruikelijke weerstand weer overwonnen worden. Nu je zo’n helder zicht hebt op de inkomsten en uitgaven uit verleden en heden, is het niet meer dan logisch om ook de toekomst onder ogen te zien. Hanneke en ik hebben dat in 1995 (daarom is deze grafiek in guldens, en ook de toelichting erop) ook gedaan. Dit resulteerde in de grafiek op blz. 228.
puecui jad suap|n8
jaar
Prognose van uitgaven en inkomsten tot 2025
Om een juist beeld te kunnen vormen van onze toekomst, hebben we een aantal zaken moeten uitzoeken. Welke bedragen ontvangen we na ons 65ste in de vorm van pensioen en aow? Wat zullen onze koopsompolissen opleveren en welke lijfrenten willen we ervoor kopen? En welk inkomen hebben we nodig?
We zijn uitgegaan van benodigde inkomsten van 2.600 gulden per maand. Dat is hoger dan wat we momenteel uitgeven, maar je weet maar nooit. Zo kan het alleen maar meevallen. Ook zijn we er, voor alle zekerheid, vanuit gegaan dat onze uitgaven per jaar met twee procent stijgen. Dat levert de schuin omhoog lopende rechte lijn in de grafiek op.
De (netto-)inkomstenlijn is als volgt samengesteld. We zijn ervan uit gegaan dat er na 1998 geen inkomsten uit werk meer zijn. Vanaf dat moment is nog wel rekening gehouden met wat inkomsten uit vroegere arbeid, zoals royalty’s. Ook is rekening gehouden met het rendement op ons werkkapitaal, zoals we dat hadden opgebouwd tot begin 1994. Vanaf het jaar 2000 bestaan de inkomsten verder uit het ingaan van verschillende lijfrenten. Het pensioen en de aow van Hanneke starten in 2008 en die van mij in 2011. Ook die inkomstenbronnen zijn in de grafiek verwerkt. Het werkkapitaal wordt gedeeltelijk opgesoupeerd, zodat we maar een deel ervan nalaten.
Duidelijk is te zien dat er na 2018 een ‘probleem’ ontstaat door het tekort aan inkomsten. Dat tekort kan makkelijk gecompenseerd worden door het overschot tussen 2010 en 2018. Hetzelfde geldt voor het ‘gat’ tussen 1998 en 2008. Dat kan opgevuld worden met het spaargeld dat tot 1998 ontstaat. Al met al betekende het dat we na 1998 niet meer hoeven te werken voor geld. Dit resultaat kwam als een grote verrassing. We hadden niet gedacht dat het mogelijk zou zijn om met ons ‘werkkapitaal’ van
rond de vier ton (in guldens) al zo snel te kunnen stoppen met werken.
Het hoerapunt komt eerder dan je denkt. Het terugbrengen van je behoeften tot een aangenaam minimum vormt daarvoor de basis. Omdat er sowieso op aow, pensioen en dergelijke gerekend kan worden, is er met een beperkt werkkapitaal al veel te bereiken. En met het gespaarde geld is op een verantwoorde manier een goed rendement te behalen, zelfs als je alleen groen of ethisch wilt beleggen. Bij financiële onafhankelijkheid wordt het leven in allerlei opzichten eenvoudiger én goedkoper.
Na het hoerapunt is er - in principe - geen inkomen uit arbeid meer. Er zijn nog wel inkomsten uit het werkkapitaal, aow en/of pensioen en dergelijke, maar die zijn vaak veel lager dan voorheen, omdat ze alleen op het ‘aangename minimum’ zijn gebaseerd. Dit betekent overigens vaak dat er ook veel minder belasting betaalt gaat worden na het hoerapunt, omdat belastingen vooral geheven worden op inkomsten uit arbeid.
Het gegroeide financiële bewustzijn blijft zijn werk doen, ook na het hoerapunt. Zelfs van het inkomen uit kapitaal kun je geld overhouden. Mensen die financieel onafhankelijk zijn, hebben iets verworven dat blijvend is: het inzicht dat minder meer kan zijn. Ze blijken dan ook in staat om niet alleen tijd en energie aan hun directe omgeving en maatschappelijke organisaties te schenken, maar ook geld.
Noot: Bij het doorrekenen van onze eigen financiële situatie riepen we de hulp in van Eenhoorn Financieel Advies in Amsterdam. Die hulp en het advies dat we van hen kregen heeft ons enorm geholpen. Bij dit bureau kunt u terecht voor een persoonlijk financieel plan, sparen, beleggen en verzekeren. Ze zijn gespecialiseerd in het duurzaam beheren van geld (www.eenhoom.nl).
Regelmatig horen we over onze levensstijl: ‘Als iedereen dit doet, dan stort de economie helemaal in.’ Dat is een menselijke reactie op verandering. Het is moeilijk om je de gevolgen van iets nieuws voor te stellen en al gauw verzand je in vragen die beginnen met ‘ja maar’ of‘wat als’.
Toch is het goed dat er in het verleden niet te veel gelet is op dit soort reacties, want dan hadden we nu het vuur of het wiel niet gehad. Verandering en vernieuwing zijn nodig. Dat zal altijd zo blijven. In de afgelopen twee eeuwen heeft de menselijke samenleving op wereldschaal enorme veranderingen ondergaan. Die veranderingen werden bijna allemaal gekenmerkt door de groeigedachte. Hoe meer, hoe beter. Dat is heel lang goed gegaan en het heeft veel opgeleverd. Nu begint steeds duidelijker zichtbaar te worden dat er grenzen aan de groei zijn. Op grote schaal — als je naar de problemen in de wereld kijkt - maar ook op kleine schaal in ons persoonlijke leven — blijkt groei geen vooruitgang meer op te leveren, maar schade voor onze gezondheid en de natuur.
Niet iedereen zal zich direct aangetrokken voelen tot de levensstijl die in dit boek gepropageerd wordt. Zo gaat het met vrij fundamentele veranderingen. Eerst zijn er enkelen, en als het aangedragen alternatief echt aantrekkingskracht heeft, komen er meer mensen die kiezen voor het nieuwe. Daar gaan jaren overheen. Voordat iedereen zich tot het consuminderen ‘bekeerd’ heeft, zal er nog heel wat (vervuild) water door de Rijn stromen. Trendwatchers in Amerika zijn er inmiddels wel van overtuigd dat ‘eenvoudig leven’ en alles wat daarmee samenhangt een belangrijke trend is, die na een bescheiden start in de jaren negentig van de vorige eeuw, nu een omvangrijke groep consumenten aanspreekt en zal blijven groeien.
Als die voorspelling klopt zullen zich belangrijke veranderingen voordoen.
- Een spaarzame levensstijl maakt je leven aangenamer. Doordat er minder uitgegeven wordt, is het niet meer nodig veel te verdienen en komt er meer tijd voor ontspanning en voor elkaar. Rustige, minder gestresste mensen hebben een goede invloed op hun omgeving. Daar kunnen partners, kinderen en collega’s van profiteren.
- Vrijwilligerswerk zal sterk toenemen. Meer dan beroepskrachten en experts kunnen vrijwilligers een doorslaggevende bijdrage leveren aan het weer leefbaar maken van onze samenleving door individuele en gezamenlijke acties, in de straat, de buurt of de stad.
- De macht van de reclame zal afnemen, doordat mensen zich concentreren op hun echte behoeften. Voor de bevrediging van basisbehoeften is kopen nog maar één alternatief. Samen delen, ruilen en hergebruik zullen belangrijker worden, waardoor ook het onderlinge contact sterk toeneemt, met alle gunstige gevolgen van dien.
- Als mensen financiële onafhankelijkheid bereiken, zullen ze eerder kunnen stoppen met betaald werk. Dit heeft gunstige gevolgen voor de werkgelegenheid. Hierdoor krijgen anderen een kans op de arbeidsmarkt.
- Een sobere levensstijl heeft gunstige gevolgen voor het milieu. Er wordt minder grond uitgeput; en er worden minder grondstoffen en energie gebruikt, waardoor de belasting van onze natuurlijke omgeving navenant afneemt.
- Als het rijke Westen zijn eigen overconsumptie echt aanpakt, zal het minder beslag leggen op eindige voorraden. Dan ontstaat er meer ruimte voor ontwikkeling en groei, waar de Derde Wereld recht op heeft.
Kortom, mensen die kiezen voor een eenvoudige levensstijl nemen hun lot in eigen handen. Zij laten dat niet meer bepalen door anderen en de macht van geld. Daarmee verrijken ze in de eerste plaats hun eigen leven. En ze dragen bij aan het leefbaar houden van de aarde.
Het aanspreekpunt over consuminderen in Nederland is:
Infocentrum Zuinigheid met Stijl
St Pietersluisweg 55,6212 x v Maastricht.
t/f: 043-3101021, e: [email protected], w: www.zuinigst.nl
Veel informatie is te vinden op internet. Ga daarvoor naar de website van Infocentrum Zuinigheid met Stijl: www.zuinigst.nl Ook de Consumin-derenpagina is een bezoek waard: consuminderen.pagina.nl Alles over sparen is te vinden op de Sparenpagina: sparen.pagina.nl De site ‘Tips voor de Smalle Beurs’ biedt ook veel: www.amsterdam.nl/wonenleven/tipsbeurs.html
genoeg, non glossy lifestyle magazine. Verschijnt zes keer per jaar: 48 pagina’s boordevol tips, trucs, ervaringen, interviews en achtergrondartikelen. Ook vindt u er altijd recente informatie over cursussen, lezingen e.d. van het Infocentrum Zuinigheid met Stijl.
Voor proefnummers en/of abonnementen: Uitgeverij genoeg, postbus
85749,25o8cKDenHaag.
t: 070-3225755, f: 070-3586843, e: [email protected]
zoz, tijdschrift voor doen-denkers. Verschijnt zes keer per jaar. Tijdschrift van Omslag, werkplaats voor Duurzame Ontwikkeling. Thema’s: milieu, vrede, cultuur, consuminderen, werk, economie en solidariteit.
Een gratis proefnummer is aan te vragen via 040-2920898.
Voor abonnementen: Omslag, postbus 81,5600 ab Eindhoven. t: 040-2910295, b: [email protected], w: www.omslag.nl
Krentenier, de Belgische evenknie van de vroegere Vrekkenkrant. Verschijnt vier keer per jaar.
Voor proefnummers en abonnementen: vzw Krentenier, Vandenpeere-boomstraat 286,1501 Buizingen, België. t (vanuit België): 09-3297320, e: [email protected], w: www.krentenier.be
Hoe word ik een echte vrek? Hanneke van Veen en Rob van Eeden. Zuinig, creatief en spaarzaam leven? Of iemand anders op een idee brengen? Dat kan met dit grappige boekje met tachtig pagina’s tips en trucs, en cartoons van Wesley.Uitgeverij genoeg,Den Haag.isBN 90-6834-137-5
Meer doen met minder, Hanneke van Veen en Rob van Eeden. Dit boek laat zien hoe aangenaam een spaarzame levensstijl kan zijn. Strategieën en achtergronden komen uitgebreid aan de orde, evenals de verschillende motieven voor vrijwillige versobering. Geheel herziene en aan de euro aangepaste vierde druk. Uitgeverij genoeg, Den Haag. isbn 90-6271-933-3
De Vrekkenkrant Compleet. Alle 28 nummers van de Vrekkenkrant in een boek. Plus een index met ruim 1.700 trefwoorden, zodat elk onderwerp snel is op te zoeken. Daarnaast zijn tientallen krantenartikelen opgenomen over‘het fenomeen’. Uitgeverij genoeg, Den Haag. isbn 90-74613-02-0
genoeg uitgegeven! Marieke Henselmans. Uit de eerste 25 nummers van genoeg, non-glossy Iifestyle magazine, heeft Marieke Henselmans een selectie gemaakt van de aardigste, opvallendste, (on)bruikbaarste en meest creatieve tips. Uitgeverij genoeg, Den Haag. isbn 90-6271-929-5.
Consuminderen met kinderen in tijden van overvloed, Marieke Henselmans. Dit boek gaat vooral over een manier van opvoeden waarbij aandacht en liefde belangrijker zijn dan een overvloed aan spullen, snoep en tv. Geheel herziene en aan de euro aangepaste derde druk. Uitgeverij genoeg. Den Haag. isbn 90-6271-942-2
Aldi klanten, over een consequent eenvoudige supermarkt, Hanneke van Veen en Rob van Eeden. Dit boek doorbreekt een hedendaags taboe: winkelen bij Aldi (en andere goedkope winkels). Geen reclame voor Aldi, maar wel een journalistiek verslag met openhartige verhalen en tips van klanten. Uitgeverij genoeg, Den Haag. isbn 90-7461-304-7
Lekker zuinig, simpel en goedkoop koken en eten met Hanneke van Veen & haar broer Dimitri van Veen.Voor iedereen die lekker en gezond wil eten en niet veel geld wil of kan uitgeven. Met talloze slimme ideeën, tips en recepten voor ontbijt, lunch, avondeten en tussendoortjes. Ook over feesten en koken met en voor kinderen. Uitgeverij genoeg, Den Haag. isbn 90-6834-178-2
Tips voor de Smalle Beurs. Handig boekje met veel tips in eerste instantie voor Amsterdammers geschreven, maar relevant voor iedereen met een ‘smalle beurs’. Amsterdam 2002.
Te bestellen bij de gemeente Amsterdam, t.a.v. de hr J. Roele, kamer 1370, postbus 202, 1000 ae Amsterdam, t: 020-5523345. Ook op internet te raadplegen: www.amsterdam.nl/wonenleven/tipsbeurs.html
nb Niet alle boeken die hierna volgen zijn leverbaar via de boekhandel, maar vaak zijn ze wel te leen in de bibliotheek.
Apparaten in huis repareren, Consumentenbond. Handig, omdat veel meer te repareren valt dan je op het eerste gezicht zou denken. Bosch & Keuning, Baarn. isbn 90-246-0037-5
Eenvoud loont, regel uw financiële fitness, Adriaan Hiele. Een unieke gids voor een beter financieel beheer van uw inkomen. Balans, Amsterdam. isbn 90-5018-355-7
Financieel fit blijven, Erica Verdegaal e.a. Een praktisch boek om eigen geld- en pensioenzaken zelf op orde te brengen en slim te plannen om onbezorgd van uw geld de kunnen genieten. Uitgeverij Inmerc Wormer. isbn 90-6611-008-2
Geldzaken voor starters, Erica Verdegaal. Een geldboek voor jonge huishoudens met praktische adviezen om inkomsten te verbeteren, woonkosten acceptabel te houden, onnodige verzekeringen te mijden en te sparen en te beleggen. Consumentenbond, Den Haag. isbn 90-7057-694-5
Your Money or Your Life: Transforming Your Relationship With Money and Achieving Financial Independence, Joe Dominguez & Vicki Robin. Dit is het boek dat als uitgangspunt diende voor Je geld of je leven. Penguin Books, New York. Geheel herziene druk, 2001. isbn 0-14-028678-0
Genoeg van te veel-genoeg van te weinig, wisseb omzetten in de economie, B. Goudzwaard en H.M.de Lange. Ten Have, Baarn. isbn 90-259-4602-x
Verslavend lekker en nooit genoeg, over consumptiemotieven in deze tijd, Gert van Dijk e.a. Kok Agora, Kampen, isbn 90-391-0638-x
Niet meer maar beter, over zelfbeperking in de risicomaatschappij, Dirk Geldof. Acco, Leuven/Amersfoort, isbn 90-334-4362-7
Arbeid, tijd en geld ontschaarsen, Raf Janssen. Commissie Oriënteringsda-gen,Utrecht, isbn 90-71003-15-9
Voluntary Simplicity: Toward a Way of Life That Is Outwardly Simple, In-wardly Rich, Duane Elgin. Het eerste boek dat in de jaren 50 over ‘vrijwillige soberheid’ verscheen, nog steeds het ‘oerboek’ voor consuminde-raars. Quili, New York. isbn 0-688-12119-5
All-Consuming Passion. Waking up from the American Dream. Brochure met veel cijfers en statistieken over consumeren in de Verenigde Staten. Van de New Road Map Foundation, P.O. Box 15981, Seattle, WA 98115 usa 1993. Ook online te lezen: cn.org/zpg/acpmain.htm
Gelukkig leven zonder overvloed. Zelfbeperking als uitdaging, Josef Kirsch-ner. Bruna, Utrecht, isbn 90-229-8231-9
Niets meer te wensen en toch niet gelukkig, op zoek naar de zin van het leven, HaroldS. Kushner.Ten Have,Baarn. isbn 90-259-4321-7
De status van soberheid, een onderzoek naar status en milieuvriendelijke zelfbeperking. Wilma Aarts. Proefschrift UvA Amsterdam 1999
Anders is niet beter, Geert van Istendael. Uitgeverij Atlas, Amsterdam/ Antwerpen, isbn 90-254-0859-1
De rol van geld, en hoe ermee om te gaan
Geld kost tijd, voel je rijk en ontspan, Lisette Thooft. Tijd is gratis, maar geld kost tijd. Lisette Thooft beschrijft en ontrafelt de mechanismen die ons in de greep houden van het ‘nooit genoeg tijd hebben’ en het onvruchtbaar bezig zijn met geld. Uitgeverij Balans, Amsterdam. isbn 90-5018-561-4
Money is My Friend, Phil La ut. Trinity Publications, Hollywood, Califor-nia usa, isbn 0-89626-030-5
The Seven Laws of Money, Michael Philips. Word Wheel and Random House,California/NewYork.isbn 0-394-70686-2
Geld en de zin van het leven, Jacob Needleman. Balans, Amsterdam. isbn 90-5018-176-7
Alle 28 oude nummers van de Vrekkenkrant ineen boek van maar liefst 224 bladzijden, rijk geïllustreerd. Plus een index met ruim 1700 trefwoorden, zodat elk onderwerp snel is op te zoeken. Daarnaast zijn tientallen krantenartikelen opgenomen over dit ‘fenomeen’. Een onmisbaar humoristisch naslagwerk. isbn 90-74613-02-0. Prijs: € 14,95
■ HOE WORD IK EEN ECHTE VREK?


Zuinig, creatief en spaarzaam leven? Of iemand anders op een idee brengen? Dat kan met dit humoristische boekje met 80 bladzijden vol tips en trucs + cartoons van Wesley.
Door Hanneke van Veen en Rob van Eeden. isbn90-6834-137-5. Prijs:€4,95
INFORMATIE OVER DE STICHTING ZUINIGHEID MET STIJL
De stichting Zuinigheid met Stijl is in 1992 opgericht met als doel de bevordering van (een gunstig klimaat voor) een eenvoudige sobere levensstijl. Onze planeet en haar bewoners zijn erbij gebaat dat wij in het rijke westen meer bescheidenheid in acht nemen met betrekking tot onze consumptie.
Ondanks de wijdverbreide mythe dat onze gezamenlijke toekomst alleen is veiliggesteld met een steeds maar groeiende economie weten veel mensen wel beter. Zonder overmatige groei en al die luxe larie ziet de toekomst er volgens hen gezonder, veiliger en gezelliger uit.
Medewerkers van de stichting geven lezingen en cursussen in het hele land en daarbuiten. Wat opvalt bij deze activiteiten is dat niet alleen mensen met een (relatief) goed inkomen enthousiast reageren. Ook mensen die weinig verdienen of een uitkering hebben en dus niet vrijwillig kunnen kiezen voor consuminderen reageren vaak positief.
Als u meer wilt weten of contact zoekt met gelijkgezinden dan kan dat door een lezing of cursus bij te wonen. In het meest recente nummer van het blad genoeg (zie informatie elders achterin dit boek) vindt u telkens de aankondigingen. U kunt ook kijken op de website van de stichting: http://www.zuinigst.nl. Of u kunt e-mailen naar [email protected].
Sinds maart 1997 de opvolger van de V rekken krant. Op het moment van drukken van dit boek zijn er 30 nummers verschenen. Boordevol tips over consuminderen en onthaasten. Het lekkere blad voor iedereen die best een tandje minder wil, maar geen zin heeft om daaronder te lijden.
Genoeg is een blad voor bewust levende Nederlanders met veel aandacht voor onthaasten, consuminderen, milieu en spiritualiteit. Kortom: save your wallet, save your planet & save your soul! G en o eg verschijnt eens in de 2 maanden en heeft 48 blz per nummer.
Hoe word je abonnee?
Door€ 16,95 voor een jaarabonnement (6 nummers) of€31,50 voor 2 jaar (dus 12 nummers) te storten op banknummer 68.23.69.837 of giro 859 22 51 t.n.v. Uitgeverij genoeg, Den Haag o.v.v. naam en adres.
Voor meer informatie:
Uitgeverij genoeg postbus 85749,2508 ck Den Haag telefoon 070-322 57 55, fax 358 68 43 e-mail: [email protected] www.genoeg.nl
Op veler verzoek schreven Hanneke van Veen cn haar broer Di-mitri een eet/kookboek. Voor iedereen die lekker en gezond wil eten en niet veel geld wil betalen. Verwacht geen kleurenfoto'sen ingewikkelde toestanden. Wel talloze slimme ideeën, tips, recepten voor ontbijt, lunch, avondeten en tussendoortjes. Ook zijn er hoofdstukken over feesten en koken met en voor kinderen.Met dit boek bespaart u honderden zoniet duizenden euro's, en u voelt zich er fitter bij. i s b n 90-6834-178-2.190 blz. Prijs: € 12,95
MEER DOEN MET MINDER


Meer doen met minder, Hanneke van Veen en Rob van Eeden. Dit boek laat zien hoe aangenaam een spaarzame levensstijl kan zijn. Strategieën en achtergronden komen uitgebreid aan de orde, evenals de verschillende motieven voor vrijwillige versobering. Geheel herziene en aan de euro aangepaste vierde druk. Uitgeverij genoeg, Den Haag. isbn 90-6271-933-3.144 blz. Prijs: € 11,95
ALDI KLANTEN.
OVER EEN CONSEQUENT EENVOUDIGE SUPERMARKT
Wist u dat Aldi een van grootste supermarkt-ketens in Europa is? Met (bijvoorbeeld) in Nederland meer dan 350 filialen? En dat Aldi steeds meer ontdekt wordt door mensen met een prima inkomen? En dat er nog steeds veel mensen zijn die zich ervoor schamen? Dit boek is geen reclame voor Aldi, maar wel een openhartig verslag van ervaringen, meningen en tips van klanten. En nog veel meer. Aldi klanten door Rob van Eeden en Hanneke van Veen, Uitgeverij Zuinigheid met Stijl. isbn 90-74613-04-7.124 blz. Prijs€9,95.

CONSUMINDEREN MET KINDEREN, IN TIJDEN VAN OVERVLOED
Met dit boek van Marieke Henselmans is niet alleen veel geld te verdienen. Het gaat
vooral over een manier van opvoeden waarbij aandacht en liefde belangrijker zijn dan een overvloed aan spullen, snoep, tv etc. Met tips en ideeën voor bijna alle kostenposten van kinderkamer tot kleding, van speelgoed tot computer, van cadeaus tot verjaardagspartij, maar ook over eten en drinken. Consuminderen met kinderen is een must voor (a.s.) ouders en grootouders van kinderen tot 13 jaar.

isbn 90-6271-942-2. Prijs € 12,95 (met illustraties door Daan Henselmans, 9 jaar). 3de (geheel aan de euro aangepaste) druk.
GENOEG UITGEGEVEN!

De Vrekkenkrant werd in 1997 opgevolgd door het blad genoeg: een non-glossylifestyle magazine, boordevol bespaar-en bezuinigings-tips. Het blad verschijnt eens in de 2 maanden. Nadat er 25 nummers waren verschenen, heeft Marieke Henselmans een selectie van de aardigste, opvallendste, (on)-bruikbaarste en meest creatieve tips gemaakt. Handig gerubriceerd op onderwerp staan er vele honderden tips in dit door Martin van den Oever geïllustreerde boek.
isbn 90-6271-929-5. Prijs:€i3,95 (224blz)
Alle boeken zijn verkrijgbaar via de boekwinkel ofvia www.mirananda.nlofwww.genoeg.nl (aanbiedingen gelden zolang de voorraad strekt; prijswijzigingen zijn voorbehouden).